Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/416719 / KG ZA 23-593)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven en productie 1;
- de memorie van antwoord met productie 1;
- de op 16 september 2024 gehouden mondelinge behandeling, waarbij de gemeente pleitaantekeningen heeft overgelegd;
- de bij brief van 6 september 2024 door de gemeente toegezonden productie 2, die de gemeente bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding heeft gebracht.
3.De beoordeling
- moet de gemeente de tenuitvoerlegging van het dwangbevel dat zij op 12 januari 2021 tegen Divine heeft uitgevaardigd, vooralsnog staken?;
- moest de gemeente de executoriale derdenbeslagen die zij op 24 oktober 2022 ten laste van Divine heeft gelegd onder de curator in het faillissementen van [X beheer B.V.] en [X vastgoed B.V.] , welke beslagen op 26 oktober 2022 zijn ingeschreven in de registers van het kadaster, doorhalen?
- de door Divine (als hypotheekhouder) aangekondigde executie van de onroerende zaken van Fort Oranje BV te annuleren?;
- te gehengen en gedogen dat de gemeente als beslaglegger op de gesecureerde vorderingen de executie ter hand neemt?
- a. Recreatiepark Fort Oranje BV (hierna: Fort Oranje BV) exploiteerde tot 23 juni 2017 Camping Fort Oranje. O. Projects BV is enig aandeelhouder van Fort Oranje BV. [X beheer B.V.] is enig aandeelhouder van O. Projects BV.
- b. Divine heeft bij hypotheekakten van 15 april 2011 en 22 januari 2015 hypotheekrechten verkregen op de onroerende zaken gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] , bekend als Camping Fort Oranje en eigendom van Fort Oranje BV. Deze hypotheekrechten strekken tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de vennootschappen [X vastgoed B.V.] , [X beheer B.V.] en BV Nederlandse Staalindustrie aan Divine verschuldigd zouden zijn. Volgens de tekst van de hypotheekakte van 15 april 2011 was Divine op dat moment gevestigd te “ [plaatsnaam] , [adres] ”.
- c. BV Nederlandse Staalindustrie is op 14 december 2011 failliet verklaard. Dit faillissement is afgewikkeld. [X vastgoed B.V.] en [X beheer B.V.] zijn bij vonnis van 16 augustus 2013 failliet verklaard. Deze faillissementen zijn inmiddels ook afgewikkeld.
- d. Tussen de gemeente en Fort Oranje BV heeft jarenlang een conflict bestaan over de wijze waarop de camping werd geëxploiteerd en over de rol van overheidsinstanties in de ontstane problematiek.
- e. Vanwege die problematiek hebben enkele instanties in 2013 het project “Maisveld” gestart. Op blz. 4 van het “Projectplan Casus Maisveld” staat onder meer het volgende:
- i. Bij brief van 22 juni 2017 heeft Fort Oranje BV aan de gemeente meegedeeld dat Fort Oranje BV direct tegemoet komt aan het besluit van de gemeente, en op 3 juli 2017 om 15:00 uur de Camping Fort Oranje definitief zal sluiten.
- j. Bij besluit van 23 juni 2017, gericht aan Fort Oranje BV en Divine, hebben het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) en de burgemeester de navolgende besluiten genomen met betrekking tot Camping Fort Oranje (volgens de weergave op blz. 2 van productie 4 bij de conclusie van antwoord):
- l. De gemeente heeft na de overname van het beheer aanzienlijke kosten gemaakt met betrekking tot Camping Fort Oranje. Volgens de gemeente bleek het uiteindelijk noodzakelijk om alle (omstreeks 700) caravans van het terrein te verwijderen. Op grond van artikel 14 lid 1 Woningwet heeft het college de door de gemeente gemaakte kosten als beheerskosten in rekening gebracht bij diegene tot wie het besluit tot beheerovername zich richt, zijnde Fort Oranje BV en Divine. Daartoe heeft het college drie kostenverhaalsbesluiten genomen, op 27 november 2017, 20 februari 2018 en 24 mei 2018. Die besluiten betreffen de beheersvergoedingen over de periode 23 juni 2017 tot en met 30 april 2018. Het totale bedrag van deze vergoedingen bedraagt ruim 5 miljoen euro.
- m. Bij beschikking van 10 september 2018 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoek van Divine en Fort Oranje BV tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toegewezen. Vervolgens zijn in het kader van dat voorlopig getuigenverhoor verschillende getuigen gehoord. Ook hebben enkele personen die betrokken waren bij de casus Bloedkoraal schriftelijke verklaringen afgelegd.
- n. Fort Oranje BV en Divine hebben bezwaarschriften ingediend tegen de kostenverhaalsbesluiten van 27 november 2017, 20 februari 2018 en 24 mei 2018. Bij besluit op bezwaar van 18 december 2018 heeft het college de bezwaren ongegrond verklaard.
- o. Tegen het zojuist genoemde besluit op bezwaar van 18 december 2018 hebben Fort Oranje BV en Divine beroep ingesteld bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, afdeling bestuursrecht. Bij uitspraak van 10 mei 2019 heeft de rechtbank het beroep van Fort Oranje BV en Divine tegen het besluit op bezwaar van 18 december 2018 niet-ontvankelijk verklaard op grond van het oordeel dat Fort Oranje BV en Divine het verschuldigde griffierecht van € 345,-- niet hebben betaald.
- p. Fort Oranje BV en Divine hebben bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, afdeling bestuursrecht, verzet ingesteld tegen de zojuist genoemde uitspraak van 10 mei 2019. Bij uitspraak van 16 augustus 2019 heeft de rechtbank dat verzet ongegrond verklaard.
- q. Fort Oranje BV en Divine hebben, ondanks het appelverbod van artikel 8:54 en 8:55 Awb, hoger beroep ingesteld bij de ABRS tegen de uitspraak van 16 augustus 2019. De ABRS heeft dit hoger beroep op 21 november 2019 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat tegen een uitspraak in verzet geen hoger beroep open staat. Fort Oranje BV hebben tegen die uitspraak eveneens verzet ingesteld maar dat verzet is ongegrond verklaard.
- r. Fort Oranje BV en Divine hebben de beheerskosten die genoemd zijn in de drie kostenverhaalsbesluiten niet betaald aan de gemeente, ondanks aanmaningen van 2 december 2020.
- s. Op 12 januari 2021 heeft de gemeente tegen Fort Oranje BV en Divine dwangbevelen uitgevaardigd voor het totaalbedrag van de drie kostenverhaalsbesluiten, zijnde € 5.007.413,09. De gemeente heeft deze dwangbevelen bij deurwaardersexploot van 23 februari 2021 laten betekenen met bevel om aan de inhoud daarvan binnen twee dagen te voldoen.
- t. Op 22 maart 2021 heeft de gemeente, uit kracht van het dwangbevel jegens Fort Oranje BV van 12 januari 2021, ten laste van Fort Oranje BV executoriaal beslag op de onroerende zaken van Fort Oranje BV gelegd. Dit beslag is overbetekend aan Divine als hypotheekhouder (hierna: het executoriaal beslag ten laste van Fort Oranje BV).
- u. De deurwaarder heeft Divine bij brief van 22 april 2022 in de gelegenheid gesteld om als hypotheekhouder de executie (jegens Fort Oranje BV) over te nemen. Bij deurwaardersexploot van 29 april 2022 heeft Divine aan de gemeente aangezegd als hypotheekhouder de executie van de onroerende zaken van Fort Oranje BV over te nemen ter verhaal van haar vorderingen uit geldlening zoals omschreven in de hypotheekakte van 15 april 2011. In dit exploot heeft Divine gesteld dat haar vordering, tot verhaal waarvan zij haar hypotheekrecht wil uitwinnen, aan hoofdsom en bijkomende kosten € 8.400.000,-- beloopt.
- v. Bij deurwaardersexploot van 3 juni 2022 heeft de gemeente Divine gesommeerd om binnen twee dagen te voldoen aan de inhoud van het dwangbevel dat op 12 januari 2021 door de gemeente is uitgevaardigd tegen Divine, door tot betaling van € 5.268.639,50 over te gaan. Divine en Fort Oranje BV zijn niet tot betaling overgegaan.
- w. Op 24 oktober 2022 heeft de gemeente uit kracht van het dwangbevel van 12 januari 2021 ten laste van Divine executoriaal derdenbeslag gelegd onder de curator in het faillissement van [X beheer B.V.] op niet periodieke betalingen: alle gelden, geldswaarden, vorderingen en/of roerende zaken die geen registergoederen zijn, meer speciaal de verplichtingen uit hoofde van de verstrekte geldleningen ten behoeve van Divine die zijn vastgelegd in de hypotheekakten van 15 april 2011 en 22 januari 2015, en die de derde beslagene (de curator) onder zich heeft ten behoeve van Divine. Dit beslag is op 26 oktober 2022 ingeschreven. Eenzelfde executoriaal derdenbeslag heeft de gemeente ten laste van Divine, uit kracht van het dwangbevel van 12 januari 2021, gelegd onder (de curator in het faillissementen van) [X beheer B.V.] en [X vastgoed B.V.] .
- 1. Divine te gebieden de executie van de onroerende zaken van Fort Oranje BV als aangekondigd op 11 november 2023 binnen 5 werkdagen te annuleren, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- 2. Divine te gebieden te gehengen en gedogen dat de gemeente als beslaglegger op de gesecureerde vorderingen de executie ter hand neemt, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- Het verweer van de gemeente dat Divine als rechtspersoon niet bestaat en daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard, slaagt niet. Divine is ontvankelijk in haar vorderingen (rov. 4.1 en 4.2).
- Divine heeft spoedeisend belang bij beoordeling van haar vordering in kort geding (rov. 4.3).
- Tegen de kostenverhaalsbesluiten staat geen rechtsmiddel meer open. Daarom geldt dat de voorzieningenrechter in dit executiegeschil de tenuitvoerlegging van het op grond hiervan gegeven dwangbevel slechts kan schorsen of staken, indien de executant (in dit geval de gemeente) misbruik maakt van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan (rov. 4.4 tot en met 4.6).
- Aan de kostenverhaalsbesluiten komt formele rechtskracht toe. Daarom moet worden aangenomen dat de kostenverhaalsbesluiten rechtmatig zijn. De voorzieningenrechter komt dus in beginsel niet toe aan de beoordeling of in de besluitvorming sprake is van een feitelijke of juridische misslag (rov. 4.7).
- Divine heeft aangevoerd dat er in deze zaak een uitzondering moet te worden gemaakt op het beginsel van formele rechtskracht. Op het beginsel van de formele rechtskracht kan echter slechts in zeer klemmende gevallen een uitzondering worden gemaakt. Met het aanvaarden van zo’n uitzondering moet, gelet op de zwaarwegende belangen die door dit beginsel worden gediend, terughoudend worden omgegaan (rov. 4.8).
- Er is geen sprake van een situatie waarin Divine geen eerlijke kans heeft gehad om de kostenverhaalsbesluiten rechterlijk te laten toetsen. Divine heeft door haar eigen nalaten (niet betalen griffierecht) geen inhoudelijk oordeel van de bestuursrechter ontvangen. Deze kwestie is uitgeprocedeerd tot aan de ABRS. Het beginsel van formele rechtskracht brengt in deze situatie mee dat de burgerlijke rechter zich dient te onthouden van een hernieuwde beoordeling. Van een juridische of feitelijke misslag in de uitspraak van de afdeling bestuursrecht van de rechtbank van 16 augustus 2019 op het verzet is niet gebleken. Omdat niet aannemelijk is dat aan Divine reële rechtsbescherming is onthouden, leiden haar stellingen hierover niet tot een uitzondering op het beginsel van formele rechtskracht (rov. 4.10).
- Het primaire besluit van 23 juni 2017 tot sluiting en beheerovername, waarbij Divine als overtreder is aangemerkt, is na beroep van onder meer Divine in stand gelaten door de afdeling bestuursrecht van de rechtbank. Daarom is onvoldoende gebleken dat Divine bij dit besluit ten onrechte als overtreder is aangemerkt. Dat nog beroep aanhangig is bij de ABRS maakt dit niet anders. De stelling van Divine dat zij in het besluit van 23 juni 2017 ten onrechte als overtreder is aangemerkt, is dus onvoldoende aannemelijk en rechtvaardigt geen uitzondering op het beginsel van formele rechtskracht ten aanzien van de kostenverhaalsbesluiten (rov. 4.11 en 4.12).
- Dat de kostenverhaalsbesluiten evident onrechtmatig zouden zijn, of gebaseerd zouden zijn op een evidente juridische misslag, omdat het college bij het besluit op bezwaar van 21 februari 2018 tegen het besluit van 23 juni 2017 tot sluiting en beheerovername bepaald zou hebben dat geen kostenverhaal zou plaatsvinden, is niet aannemelijk gemaakt. (rov. 4.13 en 4.14).
- Het verweer dat de gemeente misbruik van bevoegdheid maakt en in redelijkheid niet tot invordering kan komen, slaagt niet. Er is onvoldoende aanleiding om een uitzondering te maken op het beginsel van formele rechtskracht (rov. 4.15 en 4.16).
- Divine heeft ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat al vanaf 2008/2009 sprake is geweest van een aaneenschakeling van onrechtmatig (feitelijk) overheidshandelen van de gemeente jegens Fort Oranje en/of Divine (rov. 4.17).
- Omdat het besluit tot sluiting en beheerovername ten opzichte van Divine nog niet onaantastbaar is, aangezien hoger beroep aanhangig is bij de ABRS, moet in dit kort geding een belangenafweging plaatsvinden. Bij die afweging is van belang dat de bestuursrechter van de rechtbank al heeft geoordeeld dat het besluit tot sluiting en beheerovername rechtmatig is. De belangenafweging valt gelet daarop en gelet op het belang van de gemeente bij handhaving van haar executiebevoegdheden uit in het voordeel van de gemeente. Het door Divine aangevoerde is onvoldoende om een uitzondering op het beginsel van formele rechtskracht aan te nemen (rov. 4.18 en 4.19).
- Het verweer van Divine dat de kostenverhaalsbesluiten een schending vormen van haar eigendomsrecht zoals gewaarborgd door artikel 1 Eerste Protocol EVRM en artikel 17 EU-handvest, slaagt niet. Divine heeft haar bezwaren tegen de hoogte van de kostenverhaalsbesluiten kunnen laten toetsen door de bestuursrechter, en zij heeft dat gedaan. Zoals reeds overwogen bestaat onvoldoende aanleiding om een uitzondering te maken op het beginsel van formele rechtskracht. Dat de kostenverhaalsbesluiten een ontoelaatbare schending van het eigendomsrecht opleveren, is niet aannemelijk gemaakt (rov. 4.20 en 4.21).
- Dat het hoger beroep tegen het besluit van 23 juni 2017 tot sluiting en beheerovername nog aanhangig is bij de ABRS, laat onverlet dat de kostenverhaalsbesluiten onherroepelijk zijn. Verder is het beroep van Divine tegen het besluit tot sluiting en beheerovername door de bestuursrechter van de rechtbank ongegrond verklaard. Daarmee staat de voorlopige rechtmatigheid van dat besluit vast (rov. 4.22 en 4.23).
- Gelet op al het voorgaande is onvoldoende aannemelijk dat sprake is misbruik van executierecht waardoor een uitzondering op het beginsel van formele rechtskracht moet worden gemaakt. Ook is onvoldoende gebleken dat na de kostenverhaalsbesluiten voor Divine een noodtoestand is ontstaan waardoor onverwijlde tenuitvoerlegging van het dwangbevel niet kan worden aanvaard. De vordering tot schorsing of staking van de executie van het dwangbevel van 12 januari 2021 wordt dus afgewezen (rov. 4.24).
- Daarom wordt ook de vordering tot het doorhalen van het op 26 oktober 2022 in het Kadaster ten laste van Divine ingeschreven executoriale derdenbeslag afgewezen (rov. 4.25).
- Een belangenafweging leidt evenmin tot doorhaling van het beslag. Het belang van de gemeente moet, gelet op het grote restitutierisico aan de zijde van Divine, prevaleren (rov. 4.26).
- Divine moet als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het geding in conventie worden veroordeeld (rov. 4.27).
- De gemeente heeft spoedeisend belang bij beoordeling van haar vorderingen in reconventie in kort geding (rov. 4.29).
- De bevoegdheid van Divine om vanwege haar vordering op de curator in de faillissementen van [X beheer B.V.] , [X vastgoed B.V.] en BV Nederlandse Staalindustrie als hypotheekhouder over te gaan tot uitwinning van de gronden van Fort Oranje BV, is door het door de gemeente gelegde executoriale beslag op die vordering overgegaan op de gemeente. Divine heeft in strijd daarmee na de beslaglegging door de gemeente de executie aangekondigd. De vorderingen in reconventie van de gemeente zijn daarom toewijsbaar (rov. 4.32).
- De in reconventie gevorderde dwangsom is toewijsbaar (rov. 4.33).
- Divine moet als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten van het geding in reconventie worden veroordeeld (rov. 4.34).
- Divine geboden de executie van de onroerende zaken van Fort Oranje BV als aangekondigd op 11 november 2023 binnen 5 werkdagen te annuleren;
- Divine geboden te gehengen en gedogen dat de gemeente als beslaglegger op de gesecureerde vorderingen de executie ter hand neemt;
- Divine veroordeeld om aan de gemeente een dwangsom te betalen van € 500.000,-- indien zij niet aan een van de zojuist genoemde geboden voldoet;
- Divine in de proceskosten van het geding in reconventie veroordeeld.
- toewijzing alsnog van de vorderingen van Divine in conventie;
- afwijzing alsnog van de vorderingen van de gemeente in reconventie;
- a. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.
- b. Bij de toepassing van de onder a genoemde maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
- c. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser of verzoeker, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering of verzoek feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
- Het (besluit op het bezwaar tegen het) besluit tot sluiting en beheerovername is in beroep getoetst door de rechtbank, afdeling bestuursrecht. De rechtbank heeft bij uitvoerig gemotiveerde uitspraak van 12 mei 2021 het beroep verworpen. Weliswaar is het door Fort Oranje BV en Divine tegen die uitspraak ingestelde hoger beroep nog aanhangig bij ABRS, maar in kader van dit kort geding moet op grond van de uitspraak van de rechtbank in beginsel van de juistheid van het besluit tot sluiting en beheerovername worden uitgegaan.
- De gemeente heeft gesteld dat, indien Divine in de gelegenheid wordt gesteld om de executoriale verkoop door te zetten, Divine de opbrengsten onmiddellijk zal doorsluizen naar de Verenigde Arabische Emiraten of een ander land waar de mogelijkheden van de gemeente om verhaal te nemen feitelijk non-existent zijn. Volgens de gemeente zal toewijzing van de vorderingen van Divine in conventie in dit kort geding leiden tot onomkeerbare gevolgen met een enorm restitutierisico. Divine heeft in haar stellingen over de te verrichten belangenafweging (punt 16 pleitnotities in eerste aanleg) niet betwist dat dit restitutierisico aanwezig is.
- In de omgekeerde situatie, waarin de gemeente zou worden toegestaan om de executoriale verkoop van de gronden van Fort Oranje BV door te zetten ter inning van haar op de kostenverhaalsbesluiten gebaseerde vordering op hypotheekhouder Divine, is een dergelijk restitutierisico naar het voorshands oordeel van het hof niet aanwezig, althans aanzienlijk geringer. Divine heeft gesteld dat zij tot verkoop van de gronden aan U-Vastgoed wilde overgaan. Het gaat er Divine klaarblijkelijk om dat zij verkrijgt wat haar financieel toekomt. Indien op enig moment, bijvoorbeeld na een door Divine in het vooruitzicht gestelde bodemprocedure tegen de gemeente, zou komen vast te staan dat Divine een vordering heeft op de gemeente, is naar het voorshands oordeel van het hof geen aanleiding aanwezig om een reëel restitutierisico aan te nemen.
“door een misverstand de acceptgiro van € 345,-- niet betaald is.”In de toelichting op de grief betoogt Divine echter onder verwijzing naar de bladzijdes 171 tot en met 173 van de inleidende dagvaarding dat Fort Oranje BV en Divine tijdens de verzetprocedure tegen de uitspraak van 10 mei 2019 hebben ontdekt dat de rechtbank in twee andere zaken tussen Fort Oranje BV en de gemeente in gebreke is gebleven door al gedurende 16 maanden in totaal € 676,-- aan griffierechten terug te betalen. Divine heeft zich vervolgens tijdens de verzetprocedure beroepen op verrekening en dit heeft er volgens haar, gelet op de terugwerkende kracht van verrekening, toe geleid dat het griffierecht van € 345,-- wel tijdig voldaan is. Volgens Divine berust de verwerping van dit betoog door de afdeling bestuursrecht van de rechtbank bij de uitspraak op verzet van 16 augustus 2019 op een evidente juridische misslag, omdat het beroep op verrekening gehonoreerd had moeten worden op grond van artikel 6:127 BW, en die verrekening terugwerkende kracht heeft (hof: volgens artikel 6:129 lid 1 BW).
- A. Nadat Fort Oranje BV en Divine op 9 juni 2017 het conceptbesluit tot sluiting van Camping Fort Oranje ontvingen, hebben zij bij brief van 22 juni 2017 aan de gemeente meegedeeld dat Fort Oranje BV direct tegemoet komt aan het besluit van de gemeente, en op 3 juli 2017 om 15:00 uur de Camping Fort Oranje definitief zal sluiten. Daarmee voldeden zij aan het conceptbesluit en verviel voor de gemeente elke rechtsgrond voor het toepassen van bestuursdwang (naar het hof begrijpt, bedoelt Divine dat hiermee elke grond voor het nemen van het besluit van 23 juni 2017 tot sluiting en beheerovername verviel).
- B. Bovendien bevatte het concept-besluit van 9 juni 2017 geen aanzegging tot beheerovername. Fort Oranje BV en Divine hebben dus geen gelegenheid gehad om toepassing van bestuursdwang (hof: de beheerovername) te voorkomen. Dit vormt een evidente reden om de formele rechtskracht van de kostenverhaalsbesluiten te doorbreken.
- C. Verder nam de gemeente de camping in beheer om deze open te houden, hetgeen niet te verenigen is met de last tot sluiting. Ook dit staat in de weg aan kostenverhaal door de gemeente.
- Heeft de gemeente, als derdenbeslaglegger wiens beslag de door hypotheek versterkte vordering van Divine op [X beheer B.V.] en [X vastgoed B.V.] heeft getroffen, de bevoegdheid om het aan het hypotheekrecht verbonden recht van parate executie uit te oefenen?
- Moet aan Divine een dwangsom worden opgelegd en zo ja, van welke hoogte?
- Griffierechten € 798,--
- Salaris advocaat € 2.428,-- (2 punten x tarief II)
- Nakosten € 178,-- (plus de verhoging zoals vermeld in de