ECLI:NL:GHSHE:2024:3091

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
200.342.644_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende machtiging voor verdeling meterkasten in appartementsrecht

In deze zaak gaat het om een verzoek van [appellant 1] c.s. om een vervangende machtiging ex artikel 5:121 BW te verlenen voor de verdeling van meterkasten in een appartementencomplex. De appellanten zijn sinds 2 mei 2022 eigenaar van twee appartementen in het complex en hebben verzocht om de meterkasten naar rato te verdelen, omdat de huidige situatie hen zou benadelen. De Vereniging van Eigenaars (VvE) heeft dit verzoek afgewezen, wat heeft geleid tot het hoger beroep. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de uitleg van de splitsingsstukken en de belangen van de betrokken partijen. Het hof concludeert dat de VvE de afwijzing van het verzoek niet zonder redelijke grond heeft gedaan. De huidige verdeling van de meterkasten is al geruime tijd in gebruik en er zijn geen voldoende onderbouwde argumenten gepresenteerd die de noodzaak voor een wijziging rechtvaardigen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter en veroordeelt [appellant 1] c.s. in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
Uitspraak : 3 oktober 2024
Zaaknummer : 200.342.644/01
Zaak-/rekestnummer eerste aanleg : 10817641 \OV VERZ 23-5890
in de zaak in hoger beroep van:

1.[appellant 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [appellant 1] ,
en
2. [appellant 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [appellant 2] ,
appellanten,
gezamenlijk te noemen: [appellant 1] c.s.,
advocaat: mr. D.N. Reijnders te Utrecht,
tegen
Vereniging van Eigenaars [VvE] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de VvE,
advocaat: mr. E. van Riet te Arnhem.
Belanghebbenden:
a. [belanghebbende 1] B.V.,
b. [belanghebbende 2] B.V.,
c. [belanghebbende 3] B.V.,
d. de heer [belanghebbende 4] ,
e. [belanghebbende 5] B.V.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Bergen op Zoom, van 15 mei 2024.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met het procesdossier in eerste aanleg en producties 1 en 2, ingekomen ter griffie op 17 juni 2024, hebben [appellant 1] c.s. het hof verzocht om voornoemde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- primair:
[appellant 1] c.s. een vervangende machtiging ex artikel 5:121 BW te verlenen om op kosten van de VvE het vermogen c.q. de meterkasten in het splitsingsobject te verdelen als volgt:
a. meterkast 1 naar A1 en A2 op de begane grond;
b. meterkast 2 naar A5 en A6 op de eerste verdieping;
c. meterkast 3 naar [indexnummer 1] en [indexnummer 2] op de eerste verdieping; en
d. meterkast 4 naar A3 en A4 op de begane grond,
en de VvE te veroordelen hieraan alle benodigde medewerking te verlenen en informatie te verschaffen om deze werkzaamheden uit te kunnen voeren.
- subsidiair:
[appellant 1] c.s. een vervangende machtiging te verlenen om op kosten van de VvE het vermogen c.q. meterkasten in het splitsingsobject te verdelen op een wijze als het hof rechtvaardig acht;
met veroordeling van de VvE, met uitzondering van [appellant 1] c.s., in de kosten van beide instanties en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
2.2.
Bij verweerschrift met producties 2 en 4, ingekomen ter griffie op 27 augustus 2024, heeft de VvE verzocht [appellant 1] c.s. niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoeken, althans deze verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van [appellant 1] c.s. in de proceskosten, waaronder begrepen het salaris gemachtigde inclusief btw en nakosten, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 september 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [appellant 1] , mede namens [appellant 2] , bijgestaan door mr. Reijnders;
- namens de VvE mevrouw [bestuurder] (bestuurder van de VvE) bijgestaan door mr. Van Riet;
- belanghebbenden de heer [betrokkene 1] namens [belanghebbende 3] , de heer [belanghebbende 4] , namens [belanghebbende 1] B.V. en [belanghebbende 2] B.V. en de heren [betrokkene 2] en [betrokkene 3] namens [belanghebbende 5] B.V.
Mr. Reijnders heeft spreekaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.4.
Het hof heeft daarna een datum voor beschikking bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het geschil gaat – kort weergegeven – om het volgende.
3.1.1.
[appellant 1] c.s. zijn sinds 2 mei 2022 ieder eigenaar van een appartement (bedrijfsruimte) in het appartementencomplex “ [appartementencomplex] ” te [woonplaats] . [appellant 1] is eigenaar van het appartement met indexnummer [indexnummer 1] . [appellant 2] , waarvan [appellant 1] bestuurder is, is eigenaar van het appartement met indexnummer [indexnummer 2] .
Deze appartementen bevinden zich samen met de appartementen 5 en 6 op de eerste verdieping. De overige appartementen (1 tot en met 4) bevinden zich op de begane grond.
3.1.2.
Het ‘Modelreglement bij splitsing in appartementsrechten’ van januari 2006 (hierna: het modelreglement of MR) maakt onderdeel uit van de akte van splitsing van 6 mei 2006.
3.1.3.
Het appartementencomplex beschikt over vier meterkasten. Deze staan op de begane grond en zijn gemeenschappelijk. Ten tijde van het indienen van het inleidend verzoekschrift waren de appartementen 1 en 5 aangesloten op meterkast 1, appartement 2 op meterkast 2, appartement 6 samen met de gemeenschappelijke delen van de VvE op meterkast 3 en appartementen 3, 4, [indexnummer 1] en [indexnummer 2] op meterkast 4.
3.1.4.
Op 30 oktober 2023 heeft een algemene ledenvergadering (hierna: ALV) van de VvE plaatsgevonden. Met betrekking tot de meterkasten hebben zowel [appellant 1] c.s. als het bestuur van de VvE besluitvoorstellen ter stemming aan de ALV voorgelegd. Dit gaat onder meer om de volgende besluitvoorstellen.
3.1.5.
In de besluitvoorstellen 1 en 2 hebben [appellant 1] c.s. de gezamenlijke eigenaars gevraagd vast te stellen
“dat de uitleg van de splitsingsakte en de tekening de volgende is: de vier gemeenschappelijke meterkasten van waaruit alle individuele aansluitingen naar de appartementen gaan worden naar rato verdeeld met als doelstelling dat er per meterkast 2 appartementen zijn aangesloten, met uitzondering van meterkast 3 waarop ook de meter voor de gemeenschappelijke delen van de VvE is gesitueerd."
[appellant 1] c.s. hebben daarbij aangegeven dat de huidige situatie van deze uitleg afwijkt en in de juiste situatie moet worden teruggebracht. Voor de feitelijke uitwerking van besluit 1 en 2 hebben [appellant 1] c.s. twee mogelijke indelingen voorgesteld:
  • meterkast 1: appartementen 1 en 2, meterkast 2: appartementen 5 en 6, meterkast 3: appartementen [indexnummer 1] en [indexnummer 2] en VvE, meterkast 4: appartementen 3 en 4 (besluitvoorstel 1) of
  • meterkast 1: appartementen 1 en 5, meterkast 2: appartementen [indexnummer 1] en [indexnummer 2] , meterkast 3: appartementen 2 en 6 + VvE, meterkast 4: appartementen 3 en 4 (besluitvoorstel 2).
De besluitvoorstellen 1 en 2 zijn verworpen vanwege het staken van de stemmen (met vier
stemmen voor en vier stemmen tegen).
3.1.6.
In besluitvoorstel 5 is de gezamenlijke eigenaars gevraagd in te stemmen met het aansluiten van appartementen [indexnummer 1] en [indexnummer 2] op meterkast 3 (samen met appartement 6 en de
gemeenschappelijke gedeelten), waarbij het energieverbruik wordt doorbelast op basis van
registratie via tussenmeters.
Dit besluitvoorstel 5 is eveneens verworpen vanwege het staken van de stemmen (met vier stemmen voor en vier stemmen tegen).
3.1.7.
In besluitvoorstel 8 is de gezamenlijke eigenaars gevraagd ermee in te stemmen dat al aangebrachte wijzigingen vanwege eigendomssituatie (appartementen 1 en 5, appartementen 3 en 4, appartementen [indexnummer 1] en [indexnummer 2] ) bij verkoop aan een derde in de oorspronkelijke staat moeten worden teruggebracht voor rekening en risico van de eigenaar die de wijzigingen heeft aangebracht.
Dit voorstel is aangenomen (met zes stemmen voor en twee stemmen tegen).

4.De procedure bij de kantonrechter

4.1.
[appellant 1] c.s. hebben in eerste aanleg de kantonrechter, voor zover in hoger beroep van belang, onder meer verzocht om een vervangende machtiging ex artikel 5:121 BW af te geven voor de besluitenvoorstellen 1 en 2 en de VvE te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
De VvE heeft daartegen verweer gevoerd.
4.3.
Bij beschikking van 15 mei 2024 (verder: de “beschikking”) heeft de kantonrechter, voor zover in hoger beroep van belang, de door [appellant 1] c.s. verzochte vervangende machtiging voor besluiten 1 en 2 afgewezen.

5.De beoordeling in hoger beroep

Waar gaat het in hoger beroep over
5.1.
[appellant 1] c.s. voeren in randnummer 30 van hun beroepschrift één grief aan die gelet op de tekst van de grief is gericht tegen de afwijzing door de kantonrechter van de verzochte vervangende machtiging om de meterkasten c.q. het beschikbare vermogen aan elektriciteit naar rato te verdelen en daarbij meterkast 3 weer aan [indexnummer 1] en [indexnummer 2] te koppelen.
Daarnaast lijkt de grief zich (gelet op het citaat) tegen r.o. 4.14 van de beschikking te richten. Deze rechtsoverweging ziet (vooral) op besluitvoorstel 8 (zie hiervoor onder 3.1. 7 ).
5.2.
Uit wat [appellant 1] c.s. in randnummer 22 e.v. van het beroepschrift, en daarna in randnummer 31 aanvoert, leidt het hof toch weer af dat [appellant 1] c.s. bedoelen op te komen tegen de afwijzing door de rechtbank van de verzochte vervangende machtiging om de meterkasten/ het beschikbare vermogen naar rato te verdelen en daarbij meterkast 3 weer aan de appartementen [indexnummer 1] en [indexnummer 2] te koppelen. Vergelijk de eerste mogelijkheid van de feitelijke uitwerking van besluit(voorstellen) 1 en 2.
De formulering van hun verzoek in hoger beroep (zie hiervoor 2.1) wijst hier eveneens op. De advocaat van [appellant 1] c.s. heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep desgevraagd ook bevestigd dat het hoger beroep zich alleen richt tegen de beslissing van de rechtbank om geen vervangende machtiging af te geven voor het koppelen van meterkast 3 aan appartementen [indexnummer 1] en [indexnummer 2] .
5.3.
Uit de inhoud van het verweerschrift van de VvE en de namens haar ter zitting gegeven toelichting maakt het hof op dat de VvE de omvang van het hoger beroep van [appellant 1] c.s. ook (voldoende) zo heeft begrepen en voldoende wist waartegen zij zich in hoger beroep moest verweren. Naar het oordeel van het hof hebben [appellant 1] c.s. dan ook voor het hof en voor de VvE voldoende kenbaar gemaakt dat hun hoger beroep is gericht tegen de afwijzing van de rechtbank om een vervangende machtiging af te geven voor de eerste mogelijkheid van de feitelijke uitwerking van besluitvoorstellen 1 en 2. Het hof zal bij de verdere beoordeling hiervan uitgaan.
De gronden voor het verzoek van [appellant 1] c.s.
5.4.
[appellant 1] c.s. stellen dat de vergadering van eigenaars het voorstel van [appellant 1] c.s. om de meterkasten evenredig te verdelen over de appartementen zonder redelijke grond heeft afgewezen. Zij voeren daartoe – kort en zakelijk weergegeven – het volgende aan.
Op grond van artikel 20 MR heeft iedere appartementseigenaar het medegebruik van de gemeenschappelijke gedeelten en zaken en mag een appartementseigenaar geen inbreuk maken op het recht van medegebruik van de andere eigenaren/gebruikers. Omdat er vier meterkasten zijn en acht appartementen, hebben [appellant 1] c.s. op grond van de akte van splitsing samen recht op 2/8ste deel ofwel 25 % van het totale vermogen van de elektriciteitsaansluiting in het appartementencomplex. Dit is nodig en voldoende om de bij appartementen [indexnummer 1] en [indexnummer 2] behorende elektrische apparaten te kunnen gebruiken.
5.5.
Volgens de huidige verdeling van de meterkasten beschikken [appellant 1] c.s. op dit moment echter over slechts 13,5 % van het beschikbare vermogen en beschikken zij samen met de eigenaar van appartementen 3 en 4 over 26,5 % van het beschikbare vermogen, terwijl de eigenaren van appartementen 1, 2, 5 en 6 samen over 73,5 % van het beschikbare vermogen beschikken. Hiermee maken laatstgenoemden inbreuk op het recht van medegebruik van de appartementen 3, 4, [indexnummer 1] en [indexnummer 2] . Deze situatie is ontstaan, doordat een aantal eigenaren zonder de toestemming van de VvE de aansluitingen in de meterkasten heeft gewijzigd door elektriciteitsleidingen te verleggen. Uit een notitie van de firma [firma] blijkt dat vanuit elke meterkast de originele leidingen en mantelbuizen naar twee appartementen lopen, waarbij die vanuit meterkast 3 lopen naar de appartementen [indexnummer 1] en [indexnummer 2] . Op grond hiervan moet worden aangenomen dat de oorspronkelijke situatie was dat (alleen) appartementen [indexnummer 1] en [indexnummer 2] waren aangesloten op meterkast 3.
5.6.
[appellant 1] c.s. hebben belang bij de door hen verzochte evenredige verdeling van de meterkasten c.q. het vermogen, omdat zij dan beschikken over voldoende vermogen voor de elektrische apparaten in hun appartementen en voldoende mogelijkheid om stroom afkomstig van de zonnepanelen terug te leveren en te salderen met de afgenomen elektriciteit. Op dit moment beschikken de appartementen niet over voldoende vermogen en zijn [appellant 1] c.s. daardoor niet in staat om appartement [indexnummer 2] te verhuren. Daarnaast wensen zij één meterkast voor hun appartementen, omdat zij dan zelfstandig een overeenkomst kunnen afsluiten met een energieleverancier.
5.7.
De VvE voert hiertegen gemotiveerd verweer, waarop het hof, voor zover van belang, hierna zal ingaan.
Inhoudelijke beoordeling
5.8.
Het hof stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 5:121 lid 1 BW kan de rechter op verzoek van een appartementseigenaar vervangende machtiging verlenen voor de vereiste toestemming van (in dit geval) de VvE, indien die toestemming zonder redelijke grond wordt geweigerd. Bij de beslissing op een verzoek op de voet van artikel 5:121 BW moet de weigering worden getoetst aan de redelijkheid en billijkheid, die de verhouding tussen de appartementseigenaren beheerst. Bij de vraag of zonder redelijke grond toestemming is geweigerd, zijn de omstandigheden van het geval van belang, zodat niet geheel kan worden voorbijgegaan aan de belangen van de verzoeker. Dat betekent dat de belangen van [appellant 1] c.s. mede bepalen of sprake is van een weigering zonder redelijke grond. Dit staat echter niet gelijk aan een volledig open belangenafweging waarin de individuele wensen van [appellant 1] c.s. in alle opzichten even zwaar wegen als de belangen en motieven van de overige eigenaren.
5.9.
Om te kunnen beoordelen of de appartementseigenaren het door [appellant 1] c.s. gestelde recht op een evenredige/naar rato (als door [appellant 1] c.s. gesteld) verdeling van de meterkasten c.q. het beschikbare vermogen hebben (waarbij het hof begrijpt dat met het laatste wordt gedoeld op de elektrische aansluitingen in de meterkasten die een bepaalde aansluitwaarde vertegenwoordigen), is van belang wat de splitsingsstukken hierover bepalen. Daarvoor moeten deze stukken – in dit geval de splitsingsakte, de daaraan gehechte tekening en het modelreglement – worden uitgelegd. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat de reikwijdte van artikel 5:121 BW hieraan niet aan de weg staat.
5.10.
De uitleg van splitsingsstukken moet plaatsvinden volgens de zogenaamde ‘geobjectiveerde partijbedoeling’. Bij die uitleg dient de in de splitsingsstukken tot uitdrukking gebrachte bedoeling van degene(n) die tot splitsing is (zijn) overgegaan, naar objectieve maatstaven te worden afgeleid uit de daarin gebruikte bewoordingen, bezien in het licht van de gehele inhoud van de splitsingsstukken (HR 1 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1078, r.o. 3.4.2; HR 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:337, r.o. 3.4 en HR 10 juli 2020, (ECLI:NL:HR:2020:1275, r.o. 3.1.2).
5.11.
[appellant 1] c.s. beroepen zich ter onderbouwing van hun stelling met name op artikel 20 lid 1 MR. Dit luidt als volgt:
“Iedere eigenaar en gebruiker heeft het gebruik van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken volgens de bestemming daarvan.
Iedere eigenaar en gebruiker is verplicht de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen met betrekking tot de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken, ook wanneer die zich in zijn privé gedeelte bevinden. Hij mag geen inbreuk maken op het recht van medegebruik van de andere eigenaars en gebruikers.”
Uit deze bepaling volgt echter niet dat de eigenaren (een rechtens afdwingbaar) recht hebben op een naar rato/evenredige verdeling van de meterkasten, laat staan dat er recht bestaat op het (exclusief) gebruik van een specifieke meterkast (meterkast 3) zoals [appellant 1] c.s. wensen. In voornoemde bepaling staat immers niet meer dan dat iedere eigenaar/gebruiker het recht op medegebruik van de gemeenschappelijke zaken heeft en dat daarop geen inbreuk mag worden gemaakt. De bepaling geeft niet aan op welke wijze dit medegebruik moet plaatsvinden. Ook verder is daarover niets in het modelreglement te vinden, anders dan dat de meterkasten gemeenschappelijke zaken zijn. Ook de akte van splitsing vermeldt niets over de wijze van (verdeling van) het (mede)gebruik van de meterkasten door de eigenaars. Uit de in de splitsingsstukken gebruikte bewoordingen kan naar objectieve maatstaven dus niet worden afgeleid dat met het recht op medegebruik van de meterkasten een recht op een naar rato/evenredige verdeling van de meterkasten over de appartementen wordt bedoeld. De splitsingsstukken bieden dan ook geen grondslag voor de door [appellant 1] c.s. gewenste verdeling van de meterkasten.
5.12.
Voor zover [appellant 1] c.s. betogen dat hen op grond van de redelijkheid en billijkheid een aanspraak op één (specifieke) meterkast toekomt, faalt ook dat betoog. Naar het oordeel van het hof valt niet in te zien waarom de belangen van [appellant 1] c.s. zwaarder wegen dat die van de overige eigenaren bij het behoud van de bestaande toestand. Dat het bij de eerste mogelijkheid van de besluitvoorstellen 1 en 2 zou gaan om een redelijk verzoek, betekent - zo dit al aangenomen zou moeten worden - nog niet dat (daarmee) de gevraagde toestemming van de vergadering zonder redelijke grond geweigerd is.
5.13.
De omstandigheid dat de verdeling van de meterkasten over de appartementen oorspronkelijk anders was dan de huidige verdeling, doordat een aantal eigenaren eigenhandig de elektraleidingen hebben verlegd (hoe die verdeling dan ook was), acht het hof in ieder geval onvoldoende voor het oordeel dat zonder redelijke grond zou zijn geweigerd. Voor door andere appartementseigenaren gezamenlijk inbreuk maken op het recht van medegebruik van de eigenaren van appartementen A3, A4, [indexnummer 1] [indexnummer 2] , is te weinig gesteld, althans is een en ander onvoldoende onderbouwd Onweersproken staat vast dat de huidige situatie (waarbij appartementen 1 en 5 op meterkast 1, appartement 2 op meterkast 2, appartement 6 samen met de gemeenschappelijke delen van de VvE op meterkast 3 en appartementen 3, 4, [indexnummer 1] en [indexnummer 2] op meterkast 4 zijn aangesloten) al bestond toen [appellant 1] c.s. in de zomer van 2021 de appartementen in gebruik nam. Kennelijk heeft deze verdeling van het gebruik van de meterkasten geen problemen gegeven, totdat [appellant 1] c.s. op het dak voorzieningen zoals een warmtepompinstallatie en zonnepanelen liet installeren. Niet wordt betwist dat het vermogen van de aansluiting van de meterkast kan worden verhoogd waarmee de door [appellant 1] c.s. gestelde problemen kunnen worden opgelost. Dat daaraan mogelijk extra kosten zijn verbonden, dient voor rekening en risico van [appellant 1] c.s. te komen. Zij hebben er immers zelf voor gekozen om (overigens, naar het hof begrijpt, ook zonder toestemming van de VvE) voorzieningen aan te laten brengen waarvoor meer vermogen nodig is. Met verzwaring van het vermogen zou ook het door [appellant 1] c.s. gestelde verhuurprobleem zijn opgelost. Dat appartement [indexnummer 2] niet kan worden verhuurd vanwege gebrek aan vermogen, wordt overigens door de VvE gemotiveerd betwist en door [appellant 1] c.s. niet nader onderbouwd.
5.14.
Daarnaast acht het hof de door de VvE geuite vrees voor precedentwerking niet onbegrijpelijk en evenmin onredelijk, zeker omdat zij vergelijkbare situaties als de hiervoor genoemde, waarin eigenaren eigenhandig elektraleidingen hebben verlegd, willen voorkomen. Instemmen met een verdeling van de meterkasten, zoals door [appellant 1] c.s. verzocht, zou ertoe kunnen leiden dat iedere (nieuwe) appartement eigenaar ervan uitgaat dat toestemming kan worden verkregen voor een voor hen meest gunstige verdeling van de meterkasten, terwijl er niet voldoende meterkasten zijn om aan ieders wensen te kunnen voldoen, laat staan om iedere eigenaar aan te sluiten op een ‘eigen’ meterkast.
5.15.
Ten slotte betwisten [appellant 1] c.s. niet dat saldering ook mogelijk is door het plaatsen van tussenmeters, zodat een aparte aansluiting op een individuele meterkast niet is vereist.
5.16.
Op grond van het bovenstaande komt het hof tot de conclusie dat de ALV de eerste mogelijkheid van besluitvoorstellen 1 en 2 niet zonder redelijke grond heeft verworpen. Dit betekent dat de door [appellant 1] c.s. verzochte vervangende machtiging niet toewijsbaar is.
5.17.
[appellant 1] c.s. bieden nog bewijs aan van hun stellingen. Het hof gaat hieraan voorbij, omdat [appellant 1] c.s. geen feiten en omstandigheden naar voren brengen of te bewijzen aanbieden die tot een andere beslissing zouden kunnen leiden.
5.18.
Het hof ziet evenmin aanleiding om, zoals door [appellant 1] c.s. verzocht, een onafhankelijk deskundige te benoemen ter vaststelling van de oorspronkelijke verdeling van de meterkasten over de appartementen. Gelet op wat hiervoor onder 5.11 en 5.12 e.v. is overwogen, zal vaststelling van de oorspronkelijke verdeling van de meterkasten evenmin leiden tot een ander oordeel.
Slotsom en proceskosten
5.19.
De grief faalt dus. Hieruit volgt dat de bestreden beschikking zal worden bekrachtigd, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zij het met aanvulling van gronden.
5.20.
[appellant 1] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit hoger beroep. Deze kosten stelt het hof aan de zijde van de VvE vast op:
- griffierecht € 798,00
- salaris advocaat € 2.428,00 (2 punten x liquidatietarief II)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals in de beslissing vermeld)
Totaal € 3.404,00.
5.21.
[appellant 1] c.s. zullen hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten. Bij een veroordeling van twee of meer partijen tot betaling van de proceskosten, geldt als uitgangspunt dat zij ieder voor het geheel aansprakelijk zijn en dus hoofdelijk zijn verbonden tot nakoming van die veroordeling. Daartoe is niet vereist dat de in het gelijk gestelde partij heeft gevorderd of verzocht dat de veroordeling van de wederpartijen in de proceskosten hoofdelijk zal worden toegewezen (zie HR 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1942, r.o. 4.1.2).

6.De beslissing

Het hof:
6.1.
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
6.2.
veroordeelt [appellant 1] c.s. hoofdelijk in de kosten van dit hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de VvE vastgesteld op € 3.404,00, te betalen binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking en, als [appellant 1] c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en deze beschikking daarna wordt betekend, te vermeerderen met € 92,00 en de kosten van betekening;
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.P. Zweers-van Vollenhoven, J.B. Smits en M.W.M. Souren en is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2024.