In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 april 2024 een wrakingsverzoek behandeld van twee B.V.'s, die in hoger beroep waren tegen eerdere uitspraken van de rechtbank. De verzoekers hebben op 23 april 2024 een wrakingsverzoek ingediend tegen raadsheer mr. drs. L.B.M. Klein Tank, omdat zij meenden dat deze niet onpartijdig was. De wrakingskamer heeft echter vastgesteld dat het verzoek te laat was ingediend, aangezien de relevante feiten al op 29 februari 2024 bekend waren. De verzoekers hadden eerder om uitstel van de zitting gevraagd, maar dit was door de raadsheer gemotiveerd afgewezen. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht voldeed en verklaarde de verzoekers niet-ontvankelijk. Bovendien werd vastgesteld dat de wrakingsgrond niet geldig was, omdat het verzoek gericht was tegen rechterlijke regiebeslissingen, die niet kunnen leiden tot wraking. De wrakingskamer besloot dat een volgend verzoek in deze zaken niet in behandeling zou worden genomen, omdat het verzoek enkel bedoeld leek om het niet verkregen uitstel alsnog te bewerkstelligen, wat als misbruik van het middel werd beschouwd.