3.2.Op grond van het verwijzingsarrest van de Hoge Raad gaat het hof uit van de volgende feiten, aangevuld met de feiten die in de procedure voorafgaand aan het verwijzingsarrest zijn komen vast te staan en die voor de beoordeling in deze verwijzingsprocedure relevant zijn.
Het Pensioenfonds is een bedrijfstakpensioenfonds zoals bedoeld in de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (hierna: Wet Bpf 2000).
Solace, opgericht in 2008, was actief in de thuiszorg en vanaf 1 januari 2010 op grond van de Wet Bpf 2000 verplicht om deel te nemen aan het Pensioenfonds en daarvoor premie te betalen.
[appellante] was vanaf de oprichting (indirect) bestuurder van Solace.
In 2012 heeft Solace een achterstand laten ontstaan in het verstrekken van gegevens aan het pensioenfonds en in het betalen van de maandpremie aan het pensioenfonds.
Bij brief van 13 april 2012 heeft het Pensioenfonds aan Solace geschreven:
“[…]
Om de pensioenregeling van de medewerkers van Solace ATC correct te kunnen uitvoeren, zijn wij afhankelijk van de gegevens die door de werkgever worden aangeleverd. Wij hebben bij het jaarwerk nog niet alle gegevens van een of meerdere medewerker(s) ontvangen. Wij verzoek u dit alsnog te doen.
[…]”
Op 8 juni 2012 heeft [persoon A] van het Pensioenfonds een bezoek gebracht aan Solace om de situatie met betrekking tot de aanlevering van gegevens en de premieachterstand te bespreken en op 12 juni 2012 is hierover telefonisch contact geweest tussen [persoon A] en Solace.
In 2012 heeft heeft Pensioenfonds Solace een aantal keren gesommeerd ter zake de achterstand in het betalen van de maandpremie, onder andere op 14 mei 2012 en 9 augustus 2012.
Op 7 en 28 september 2012 heeft [persoon A] (Pensioenfonds) nogmaals een bezoek aan Solace gebracht in verband met de problemen met de aanlevering van gegevens door Solace en de premieachterstand. Hierbij hebben het Pensioenfonds en Solace afgesproken dat het Pensioenfonds tegen betaling voor Solace zou zorgen voor de juiste aanpassing en verwerking van de gegevens over 2010 en 2011. Bij brief van 17 oktober 2012 aan Solace heeft het Pensioenfonds dit bevestigd en een offerte voor de werkzaamheden gestuurd. Deze offerte is door Solace op 25 oktober 2012 geaccepteerd en het onderzoek is in november uitgevoerd.
Op 26 oktober 2012 heeft de toenmalige advocaat van Solace aan het Pensioenfonds een brief gestuurd (hierna: de oktoberbrief) waarin onder andere het volgende staat vermeld:
“uw kenmerk: facturen met nummers [nummer] , [nummer]
(…)
Cliënte heeft in het jaar 2010 haar volledige personeelsadministratie uitbesteed aan een derde, te weten Aquisto B.V. Zij dacht hiermee een keuze gemaakt te hebben voor kwaliteit en een en ander voor haar personeel op een verantwoorde en juiste wijze te hebben georganiseerd. Dit is helaas anders gebleken.
Nadat Aquisto B.V. in december 2010 door de rechtbank in staat van faillissement is verklaard bleek echter dat de door Solace B.V. aan Aquisto B.V. betaalde bedragen niet aan de juiste instanties waren afgedragen, waaronder de Belastingdienst en pensioenfonds. Het faillissement van Aquisto B.V. heeft tot gevolg gehad dat Solace B.V. twee maal werd aangeslagen voor diverse kosten, een maal door Aquisto B.V. en eenmaal door de verschillende instanties waaronder de Belastingdienst en de pensioenverzekeraar. Ook vakantiegeld, vakantiedagen en eindejaarsuitkeringen zijn door Solace B.V. twee maal voldaan.
Als beginnende thuiszorgorganisatie heeft Solace B.V. deze dubbele kosten helaas niet kunnen opvangen. Per 21 oktober 2012 is Solace B.V. aan preferente crediteuren een bedrag van € 439.343,00 verschuldigd en staat er aan onbetwiste concurrente crediteuren een bedrag van € 95.573,85 open.
Uit de administratie blijkt dat u een opeisbare vordering heeft groot € 10.836,67, welke vordering bekend is onder de factuur met nummer 12067045 (maandpremie september 2012).
Een van de aandeelhouders is bereid, onder voorwaarden, een crediteurenakkoord te financieren waarmee aan de schuldeisers een bedrag van 25% van hun vordering voldaan kan worden. Voor u komt dat neer op betaling van een bedrag groot € 2.709,17. Een van de voorwaarden voor het ter beschikking stellen van externe financiering is het akkoord gaan van de crediteuren met het aangeboden crediteurenakkoord. Na acceptatie van het aangeboden crediteurenakkoord door de crediteuren en de belastingdienst, is Solace B.V. in staat om het u toekomende bedrag binnen 14 dagen te betalen. Daarnaast zijn de toekomstperspectieven zodanig dat Solace B.V. vanaf 1 november 2012 haar lopende verplichtingen binnen de normale geldende betalingstermijnen kan voldoen. Dit wordt ook bevestigd door de accountant.
(…)
Rest mij u te zeggen dat Solace B.V. de gang van zaken in deze bijzonder betreurt en dat zij er het volste vertrouwen in heeft dat na acceptatie van het akkoord Solace B.V. een gezonde toekomst te wachten staat.
Solace B.V. vertrouwt er op de samenwerking met u in de toekomst te kunnen voortzetten!”
Op 30 oktober heeft [persoon A] (Pensioenfonds) Solace een e-mailbericht gestuurd waarin staat
“Wanneer kunnen wij de nieuwe opgave mbt de verloonde uren tegemoet zien?”
Op 6 november 2012 is het Pensioenfonds akkoord gegaan met het door Solace aangeboden schuldeisersakkoord.
Bij e-mailbericht van 19 november 2012 heeft ( [persoon A] ) Pensioenfonds nogmaals verzocht om het aanleveren van gegevens:
“Helaas heb ik tot op heden geen enkele reactie gehad op onderstaand verzoek. Het gaat daarbij om een overzicht van alle verloonde uren in 2012 en 2011 (inclusief doorbetaalde ziekte uren).
Wij verzoeken u uiterlijk 21-11 dit overzicht te mailen. Indien wij dan gegevens hebben ontvangen zullen wij waar nodig gebruik gaan maken van gegevens van het UWV of de gegevens bij benadering gaan vaststellen.”
Tussen 24 december 2012 en 28 juli 2015 heeft het Pensioenfonds aan Solace de volgende facturen toegezonden, met de betaling waarvan Solace in gebreke is gebleven:
24 december 2012 € 11.530,46 (maandpremie februari of maart 2013)
24 december 2012 € 201.543,97 (maandpremie januari 2013 + mutaties t/m december 2012 ad
€ 190.013,39)
25 juni 2013 € 76.622,87 (maandpremie juli 2013 + mutaties t/m 30 juni 2013 ad
€ 65.126,63)
28 januari 2014 € 221.816,55 (maandpremie februari 2014 + mutaties t/m 31 januari 2014 ad
€ 204.729,34)
25 maart 2014 € 197.571,53 (maandpremie april 2014 + mutaties t/m 31 maart 2014 ad
€ 182.530,51)
28 april 2015 € 35.541,17 (maandpremie mei 2015 + mutaties t/m 30 april 2015 ad
€ 22.587,03)
28 juli 2015 € 207.174,22 (maandpremie augustus 2015 + mutaties t/m 31 juli 2015 ad
€ 195.377,20)
In de periode tot oktober 2015 heeft het Pensioenfonds Solace zeer regelmatig schriftelijk aangemaand om tot betaling van de openstaande bedrag over te gaan. In diezelfde periode heeft het Pensioenfonds Solace ook zeer regelmatig aangemaand ter zake haar verplichting om gegevens aan te leveren. Het Pensioenfonds en Solace hebben hierover gecorrespondeerd en met elkaar gesproken. Uit de door partijen overgelegde e-mailberichten en gespreksverslagen blijkt dat partijen hebben gesproken over de aanlevering en verwerking van gegevens, de onbetaalde facturen en een betalingsregeling:
In een brief van Solace aan het Pensioenfonds van 21 januari 2013 bevestigt zij dat met onder andere [persoon A] (Pensioenfonds) is afgesproken dat de bestanden 2012 en 2013 opnieuw zullen worden aangeleverd en
“[…] Solace heeft ingestemd met het betalen van alvast een gedeelte van de achterstand zonder dat dit bedrag tot op heden bekend. Dit om vanuit Solace haar goede wil te tonen daar zij uiteraard weet dat zij wel achterstanden heeft bij het pensioenfonds maar dat de hoogte van de facturen, zoals deze er liggen, wordt betwist. […]”
In een e-mailbericht van 4 maart 2014 van Solace aan een door het Pensioenfonds ingeschakelde deurwaarder staat
“Voor Solace is nader onderzoek gedaan op basis van ontvangen facturen van PFZW. Deze verschillen enorm met de berekening door onze accountant en aan het PFZW is gevraagd waar dit verschil door wordt veroorzaakt. Solace kan het niet verklaren! […]
Solace heeft ongetwijfeld een achterstand in betalen echter zeker niet in de grote zoals het PFZW aangeeft. Hier wil Solace, voor dit moment, een betalingsregeling voorstellen. Dit om beslaglegging of andere acties van uw zijde te voorkomen. […]”
In een e-mailbericht van 18 augustus 2014 van [persoon A] (Pensioenfonds) aan Solace staat
“[…]
Tijdens uw bezoek op 07-07 zijn een aantal afspraken gemaakt. In sommige situaties is daarbij een concrete datum genoemd. Een concreet voorbeeld is het door u in te dienen voorstel voor een betalingsregeling.
[…]”
In een brief van Solace aan het Pensioenfonds van 22 september 2014 staat dat zij de facturen van december 2012, juni 2013 en januari en maart 2014 betwist omdat volgens haar de gegevens niet juist zijn verwerkt en dat zij een betalingsregeling voorstelt die inhoudt dat zij € 10.000,- extra per periode aflost, naast de reguliere maandelijkse premies.
Uit het gespreksverslag van 22 september 2015 volgt dat medewerkers van het Pensioenfonds en medewerkers van Solace hebben gesproken over de aanlevering en verwerking van gegevens en de berekening van de verschuldigde pensioenpremie.
In een e-mailbericht van 9 oktober 2015 van het Pensioenfonds aan Solace staat dat de mutaties over de jaren 2012 en 2013 alsnog worden verwerkt en dat Solace een betalingsregeling krijgt teneinde de openstaande premiebedragen te voldoen
“[…] De betalingsregeling betreft een totaalbedrag van € 905.554,83. Dit bedrag wordt vanaf 23 oktober 2015 in 6 gelijke termijnen van € 150.925,81 voldaan. Na uw akkoord krijgt u van ons separaat hiervoor een overeenkomst […]”
Naar aanleiding van deze brief heeft Solace in haar brief aan het Pensioenfonds van 23 oktober 2015 geschreven dat van een gebrekkige aanlevering van gegevens geen sprake is en dat zij nog bezig is de facturen over 2013 en 2014 na te kijken en te berekenen of de vordering daadwerkelijk € 905.554,83 bedraagt. In de brief staat ook
“[…] Wij hebben het afgelopen jaar hard gewerkt om extra betalingen aan u te kunnen doen, opdat wij zo spoedig mogelijk bij zullen zijn. Die betalingen zijn ook door u aanvaard. Uit uw bericht begrijpen wij dat u verzoekt om aflossingen van € 150.925,81. Op zich zou een dergelijke aflossing haalbaar kunnen zijn, met dien verstande dat deze dan minder snel en minder frequent plaats zal kunnen vinden. De vraag komt daarom op, of PFZW daadwerkelijk gediend zou zijn met een aflossing in dergelijke termijnen.
Tot nader bericht zullen wij daarom streven naar een maandelijkse aflossing op basis van de daarvoor beschikbare liquiditeit, waarmee wij u graag akkoord vertrouwen.”
In het e-mailbericht van 11 november 2015 heeft het Pensioenfonds aan Solace geschreven
“[…] Sinds april 2012 hebben wij veelvuldig contact gehad over het oplopende openstaande bedrag bij Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn en over de aanlevering van gegevens. Dit met het doel om te komen tot een betalingsregeling met Solace Algemene Thuiszorgcombinatie B.V. […]
Uw mail van 26 oktober 2015 is voor ons aanleiding geweest tot het uitbrengen van een dwangbevel strekkende tot voldoening van de openstaande vordering voor zover het facturen betreft die zich op dit moment lenen voor het opleggen van een dwangbevel. Dit betekent dat voor nog openstaande vorderingen op korte termijn een volgend dwangbevel zal worden opgelegd. […]”
Het Pensioenfonds heeft op 24 december 2015 de bestuurder op grond van art. 23 Wet Bpf 2000 aansprakelijk gesteld voor de achterstallige pensioenpremies, rente en kosten, kort gezegd op de grond dat de bestuurder niet op de juiste wijze melding heeft gedaan van de betalingsonmacht van Solace.
Het Pensioenfonds heeft op 29 maart 2016 een dwangbevel uitgevaardigd voor een totaalbedrag van € 896.154,96, dat op 11 april 2016 aan de bestuurder is betekend (hierna: het dwangbevel).
Op 19 juli 2016 is Solace failliet verklaard.
In zijn arrest van 19 juli 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:6167) heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een procedure tussen de curator in het faillissement van Solace enerzijds en Partnership Solutions Holding B.V. (hierna: “PSH”) en [appellante] als bestuurder en indirect bestuurder van Solace anderzijds. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft voor recht verklaard dat PSH en [appellante] als (indirect) bestuurder van Solace hun taak onbehoorlijk hebben vervuld en daarmee onrechtmatig hebben gehandeld tegenover de gezamenlijke crediteuren van Solace en hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het tekort in het faillissement. [appellante] heeft hiertegen beroep in cassatie ingesteld. Dit beroep is ingetrokken omdat zij met de curator een schikking heeft bereikt. De procedure bij de kantonrechter (rechtbank Overijssel)