Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 22 juni 2023;
- het procesdossier van de eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 7 juli 2023;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 11 juli 2023;
- het verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 12 september 2023;
- een brief van [de werknemer] met producties 13 tot en met 20, ingekomen ter griffie op 12 oktober 2023;
- een brief van [de werkgever] met productie 38, ingekomen ter griffie op 24 oktober 2023;
- de op verzoek van het hof door beide partijen toegestuurde usb-stick die als productie 17 onderdeel uitmaakt van het procesdossier van de eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 24 en 25 oktober 2023;
3.De beoordeling
“Uit voornoemde camerabeelden blijkt niet dat [de werknemer] werkoverleg heeft met werknemers. De gesprekken die met werknemers plaatsvinden zijn van korte duur en [de werknemer] is veelal aanwezig in eigen kleding. Ook in de gestelde situatie dat [de werknemer] tijdens die momenten overleg zou hebben met werknemers, komt uit de camerabeelden naar voren dat [de werknemer] grotendeels niet in gesprek is met werknemers.”Van [de werknemer] had mogen worden verlangd dat hij in hoger beroep had aangegeven waarom de waarnemingen op de camerabeelden niet juist zijn en wat de kantonrechter op de specifiek genoemde momenten over het hoofd ziet. Dat heeft hij niet gedaan. De beroepsgrond dat de camerabeelden onvoldoende uitsluitsel geven over de urenregistratie, is daarom onvoldoende duidelijk.