In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de belastingheffing van een belanghebbende die als militair in de Verenigde Staten is uitgezonden. De zaak betreft de toepassing van artikel 20 van het Belastingverdrag tussen Nederland en de VS. De inspecteur van de Belastingdienst had een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd voor het jaar 2019, maar de rechtbank Zeeland-West-Brabant had deze aanslag verminderd. De inspecteur ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Het hof oordeelde dat de uitleg van de inspecteur, die stelde dat artikel 20, lid 1, letter b, onderdeel ii, van het Belastingverdrag alleen van toepassing is op lokaal aangeworven ambassadepersoneel, niet juist was. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het loon van de belanghebbende ter heffing aan de VS is toegewezen. Het hof benadrukte dat de tekst van het verdrag duidelijk is en dat de tweede uitzondering op de hoofdregel van toepassing is, omdat de belanghebbende niet uitsluitend voor het verrichten van de diensten inwoner van de VS is geworden. Het hof concludeerde dat het heffingsrecht aan de VS moet worden toegewezen, waardoor het hoger beroep ongegrond werd verklaard.
De uitspraak bevestigt de rechtszekerheid voor belastingplichtigen en onderstreept het belang van een duidelijke verdragstekst. De inspecteur werd veroordeeld tot betaling van griffierecht, en de beslissing werd openbaar uitgesproken.