De bewindvoerder heeft in de brief van 8 november 2023 als reactie op het beroepschrift – zakelijk weergegeven – het hof bericht dat ze kort het verloop van deze WSNP wil schetsen, omdat dit tot de huidige situatie heeft geleid.
Volgens de bewindvoerder is [appellante] in juni 2019 toegelaten tot de WSNP en verricht ze dan al 16 uur per week vrijwilligerswerk bij het [organisatie] . Er wordt dan gesteld dat ze wellicht voor 16 uur beschikbaar is voor de arbeidsmarkt. Volgens de bewindvoerder heeft het UWV in de rapportage van 16 juli 2019 zelfs geconcludeerd dat [appellante] maximaal 20 uur inzetbaar is. Volgens de bewindvoerder wordt dan vervolgens een arbeid- en sollicitatieplicht aan haar opgelegd voor die 20 uur, maar solliciteert [appellante] niet.
In het 6e verslag heeft de bewindvoerder opnieuw (zie de eerdere verslagen) geconstateerd dat [appellante] ongewijzigd de arbeid- en sollicitatieplicht niet is nagekomen en dat zij zeer matig informeert. Daarop volgt de behandeling van het verzoek TEB (tussentijdse beëindiging) op 20 januari 2022. Volgens de bewindvoerder wordt deze zitting aangehouden, wordt met behulp van de beschermingsbewindvoerder een baan gevonden bij een schoonmaakbedrijf en besluit de rechtbank dat [appellante] (dan al) een laatste kans wordt gegund en dat de looptijd van de WSNP met twee jaar wordt verlengd.
Volgens de bewindvoerder gaat [appellante] in maart 2022 werken en verloopt dat de eerste 4-5 maanden prima. [appellante] werkt, uitdrukkelijk op eigen verzoek, zelfs meer dan de opgelegde 20-24 uur per week. Zo tegen juli-augustus 2022 gaat het volgens de bewindvoerder echter minder goed. [appellante] meent dat ze heel veel werkt, maar volgens de bewindvoerder blijkt dat uit de sporadische loonstroken niet en verlopen ook de betalingen van de werkgever steeds grilliger. Er wordt dan naar mening van de bewindvoerder te weinig actie ondernomen om dit tij te keren (zoals een loonvorderingsprocedure). Volgens de bewindvoerder blijft het een en ander voortduren en leidt dit na het 8ste verslag weer tot een hoorzitting in maart 2023. Na dit verhoor zijn de contacten met [appellante] volgens de bewindvoerder beter verlopen. Volgens de bewindvoerder heeft [appellante] regelmatig gebeld of gemaild, maar op vragen over het werk reageert ze niet (zie de e-mailberichten van de periode maart tot en met juli 2023). Het werk c.q. de betalingen blijven een probleem en in het 9e verslag (juni 2023) heeft de bewindvoerder dan ook niet anders kunnen concluderen dan dat het niet loopt zoals afgesproken tijdens het verhoor in maart 2023 en wordt opnieuw om een tussentijdse beëindiging verzocht.
De bewindvoerder heeft betwist dat zij met de werkgever zou hebben geregeld dat [appellante] meer uren zou kunnen werken als ze eigen vervoer had. Volgens de bewindvoerder heeft [appellante] al in de eerste werkweek in maart 2022 zelf aangegeven dat ze meer dan 20 uur wil werken en dat ze een auto wil om meer arbeidsplaatsen te bereiken. De bewindvoerder en de beschermingsbewindvoerder zijn hiermee uiteindelijk, na aandringen van [appellante] en tegen het advies van de bewindvoerder in, akkoord gegaan. De aanschaf van een auto was uitdrukkelijk verbonden met het verrichten van meer werkuren en op uitdrukkelijk verzoek van (de werkgever en) [appellante] , aldus de bewindvoerder. De bewindvoerder heeft in februari 2023 een gesprek gehad met de werkgever, omdat hij [appellante] niet opriep voor de 32 uur die toegezegd zouden zijn. Volgens de bewindvoerder kwamen de werkuren enkel ter sprake, omdat niet werd voldaan aan de afspraak uit maart 2020 [het hof begrijpt 2022] dat [appellante] , met beschikking van een auto, meer dan 20 uur per week zou worden ingezet.
De bewindvoerder heeft erkend dat nergens duidelijk opdracht is gegeven om méér dan 20 uur te werken, maar [appellante] wilde dat zelf.
Volgens de bewindvoerder is het VTLB terecht gebaseerd op de bijstandsnorm (groep 1), is de herberekening van het VTLB (bijlage 3) gebaseerd op het gemiddeld inkomen conform de loonstroken (maart t/m mei 2022) en dient deze herberekening nog vastgesteld te worden door de rechter-commissaris. Volgens de bewindvoerder is er nu (t/m oktober 2023) sprake van een licht surplus van € 372,55. Wat aan loon uit de loonvorderingsprocedure komt, hoort volgens de bewindvoerder nog aan de boedel. In de tabel zijn enkel de daadwerkelijk ontvangen gelden uit loon, uitkering dan wel gelden die zonder meer aan de boedel horen, opgenomen. De beschermingsbewindvoerder laat volgens de bewindvoerder de inkomsten uit WWB echter volledig buiten beschouwing.
Op basis van de arbeids- en sollicitatieplicht en de informatieplicht heeft de rechtbank terecht de WSNP volgens de bewindvoerder zonder schone lei beëindigd. Op basis van de boedelachterstand is dat niet het geval. Volgens de bewindvoerder zijn er wellicht verzachtende omstandigheden gezien de persoonlijke beperkingen van [appellante] , maar blijft de vraag of dit in casu voldoende reden is om af te zien van het niet nakomen van de verplichtingen.
3.9.1.De bewindvoerder heeft hieraan ter zitting in hoger beroep – kort weergegeven – toegevoegd dat zij herkent dat de zitting in eerste aanleg aangenaam was en dat daarom de uitspraak onaangenaam voelde.
Volgens de bewindvoerder is [appellante] loyaal. De bewindvoerder zou willen dat [appellante] slaagt, maar de bewindvoerder is er wel voor de schuldeisers.
Ten aanzien van de informatieplicht heeft de bewindvoerder aangegeven dat ze met [appellante] ‘over koetjes en kalfjes praat’, zodat de bewindvoerder contact met haar kan krijgen, maar dat ze op inhoudelijke vragen vervolgens geen reactie krijgt. Zo heeft de bewindvoerder pas op de dag van de mondelinge behandeling in eerste aanleg vernomen dat [appellante] inmiddels een andere baan heeft. Volgens de bewindvoerder heeft ze recent weer een e-mail van [appellante] ontvangen en informeert ze nu wel.
De bewindvoerder heeft bevestigd dat geen sprake is van een boedelachterstand, maar dat er sprake is van een overschot.
Verder heeft de bewindvoerder verklaard dat ze het niet erg had gevonden als de rechtbank had beslist dat [appellante] ‘de rit mocht uitzitten’ en dus in de schuldsanering mocht blijven. Als [appellante] in de WSNP blijft, dan zal de bewindvoerder ervoor zorgen dat er een nieuwe urenbelasting wordt vastgesteld.