In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 september 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een belanghebbende die in België woont en een woning bezit. De belanghebbende, die in Nederland werkt, heeft een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2015 ontvangen van de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep ongegrond verklaard. De belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het hof.
De kern van het geschil betreft de vraag of de belanghebbende negatieve belastbare inkomsten uit zijn eigen woning in België kan aftrekken van zijn inkomen uit werk en woning in Nederland. Het hof heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet kan worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige volgens artikel 7.8, lid 6, van de Wet IB 2001. Dit betekent dat hij geen recht heeft op aftrek van hypotheekrente volgens de nationale wetgeving. Het hof heeft ook de mogelijkheid onderzocht of de belanghebbende recht kan ontlenen aan het Unierecht, maar heeft geconcludeerd dat dit niet het geval is.
Het hof heeft verder vastgesteld dat de belanghebbende en zijn partner niet voldoen aan de voorwaarden voor een 'klassieke' Schumacker-situatie, omdat niet meer dan 90% van hun wereldinkomen buiten België wordt genoten. De belanghebbende heeft niet kunnen aantonen dat België onvoldoende rekening houdt met zijn persoonlijke en gezinssituatie. Het hof heeft daarom het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in cassatie te gaan bij de Hoge Raad.