3.13.[appellanten] wijzen er verder op dat in de akte van levering van 13 februari 2018 is opgenomen:
“(…) 1. De koopprijs is vastgesteld op grond van onderhandelingen die zijn gebaseerd op een taxatierapport, per vijftien januari tweeduizend achttien (…).
2. Partijen realiseren zich dat (…) de waarde van bedoelde rechten van gebruik en bewoning, indien deze berekend zou worden conform het bepaalde in de bijlage bij het Uitvoeringsbesluit Belastingen van Rechtsverkeer sub a, zou uitkomen op (…), hetgeen zou leiden tot een waarde van het verkochte groot (…) (€.84.102,20).
3. Partijen wensen evenwel vast te houden aan de door hen overeengekomen koopprijs, gebaseerd op de waarde zoals opgenomen in genoemd taxatierapport. Ook indien de Belastingdienst het verschil tussen de sub 2 berekende waarde en de daadwerkelijke koopprijs als schenking zou aanmerken, wensen partijen de koopprijs in stand te houden. Partijen zijn zich ervan bewust dat in dat geval het bedoelde verschil wordt belast met (…) schenkbelasting. Partijen zijn ermee bekend dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor een aangifte voor de schenkbelasting.
4. Partijen vrijwaren de notaris voor alle eventuele naheffingen, boeten en eventuele andere gevolgen van het vasthouden aan de overeengekomen koopprijs. (…)”
Maar ook deze bepaling leidt het hof niet tot een ander oordeel. De enkele kenbaarheid, de enkele bewustheid van mogelijke bevoordeling, waarvan sprake zou kunnen zijn bij het toepassen van een andere methode van berekening van de koopprijs dan bedoeld in de bijlage bij het Uitvoeringsbesluit (‘ik handel terwijl ik mij realiseer dat u daardoor mogelijk wordt verrijkt, omdat een andere wijze van berekening van de koopprijs wordt toegepast dan bedoeld in de bijlage bij het Uitvoeringsbesluit’) is immers niet voldoende om een bevoordelingsbedoeling aan te nemen. Nodig is dat de wil van [persoon A] was gericht op daadwerkelijke verrijking van [geïntimeerde] (‘ik handel omdat ik wil dat u daardoor wordt verrijkt’) en dat is met deze bepaling in de akte van levering, bezien in samenhang met de aan de levering voorafgaande gang van zaken, niet vast komen te staan. Immers is de koopsom gebaseerd op de taxatie (de koopsom was zelfs hoger dan de taxatiewaarde) en, zoals reeds werd overwogen, is niet althans onvoldoende gebleken dat [persoon A] ten tijde van de verkoop wist dan wel had behoren te weten dat de taxatie niet realistisch was. Dat een berekening op basis van voornoemd Uitvoeringsbesluit ter zake van schenkingsbelasting tot een andere uitkomst kon leiden, maakt dat niet anders. Partijen hebben over de prijs onderhandeld en de taxatiewaarde als uitgangspunt gekozen. Dat stond hen vrij en leidt niet tot het oordeel dat er sprake was van bevoordelingsbedoeling bij [persoon A]