ECLI:NL:HR:2020:262

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 februari 2020
Publicatiedatum
13 februari 2020
Zaaknummer
18/04556
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over legitieme portie en bevoordelingsbedoeling in erfrecht

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een geschil over de legitieme portie in het erfrecht en de vraag of er sprake is van een gift in de zin van artikel 4:70 BW, waarbij de bevoordelingsbedoeling van belang is. De Hoge Raad heeft de klachten van eiser over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het beroep van eiser verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerster zijn begroot op € 2.049,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door raadsheer C.E. du Perron op 14 februari 2020.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/04556
Datum14 februari 2020
ARREST
In de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser] ,
advocaten: D.M. de Knijff en M.S. van der Keur,
tegen
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [verweerster] ,
advocaat: J.P. Heering.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C14/152996/HA ZA 14-95 van de rechtbank Noord-Holland van 17 juni 2015;
het arrest in de zaak 200.174.752/01 van het gerechtshof Amsterdam van 31 juli 2018.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerster] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerster] mede door H.J.Th. Kolstee.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van [eiser] hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 2.049,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
14 februari 2020.