In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg. Het hof behandelt het verzoek van [appellant] om terug te komen op een eerder tussenarrest van 11 april 2023, waarin hij was toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. De procedure betreft een geschil over de vraag of [appellant] de opdrachtgever is geweest voor de door [geïntimeerde] geleverde glasruiten en de uitgevoerde beglazingswerkzaamheden. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter in een tussenvonnis van 17 november 2021 heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] de bewijslast draagt. In het eindvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat [geïntimeerde] in de bewijslevering is geslaagd en diens vorderingen toegewezen.
[Appellant] heeft in hoger beroep grieven ingediend die zich richten tegen de waardering van het bewijs door de kantonrechter. Hij betoogt dat de kantonrechter op onbegrijpelijke gronden heeft geoordeeld dat zijn verklaring niet geloofwaardig was. Het hof heeft [appellant] toegelaten om getuigen te horen ter ondersteuning van zijn stellingen. Het hof benadrukt dat de waarheidsvinding gediend is met het horen van alle getuigen en dat de verklaringen in onderlinge samenhang moeten worden gewaardeerd. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor dagbepaling van het getuigenverhoor en houdt verdere beslissingen aan.
De uitspraak van het hof laat [appellant] toe tegenbewijs te leveren met betrekking tot de stelling van [geïntimeerde] dat hij de opdrachtgever is geweest. De getuigen zullen worden gehoord door mr. K.J.H. Hoofs als raadsheer-commissaris op een door deze te bepalen datum.