In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een echtscheiding tussen een man en een vrouw. De man, wonende in Canada, heeft op 15 februari 2023 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 mei 2022, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en nevenvoorzieningen werden getroffen. De vrouw had op 18 februari 2022 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarop de man in eerste aanleg niet is verschenen. De rechtbank had de man veroordeeld tot het betalen van een maandelijkse bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw en een bedrag uit hoofde van de bruidsgave.
Het hof heeft onderzocht of de man ontvankelijk is in zijn hoger beroep. De man stelde dat hij pas na het leggen van beslag op zijn bankrekening kennis had genomen van de beschikking, en dat deze niet op de juiste wijze aan hem was betekend. De vrouw betwistte dit en stelde dat de betekening correct was uitgevoerd. Het hof oordeelde dat de man niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoeken, omdat hij buiten de beroepstermijn in hoger beroep was gekomen. De uitspraak van de rechtbank was op de juiste wijze betekend en openlijk bekendgemaakt, waardoor de man tijdig kennis had kunnen nemen van de beschikking.
De slotsom was dat de man niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoeken in hoger beroep, en dat de proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn.