ECLI:NL:RBDHA:2018:980

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2018
Publicatiedatum
1 februari 2018
Zaaknummer
C/09/546029 / HA ZA 18-53
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rolbeslissing inzake betekening aan gedaagde in het buitenland

In deze rolbeslissing van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 31 januari 2018, wordt de procedure besproken met betrekking tot de betekening van een dagvaarding aan een gedaagde die in Canada woont. Eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, heeft op 6 september 2017 een dagvaarding uitgebracht, maar de gedaagde is niet verschenen. De rechtbank beoordeelt of de betekening op de juiste wijze heeft plaatsgevonden, conform artikel 55 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Haags Betekeningsverdrag. De rechtbank stelt vast dat de gedaagde zijn adres heeft verlaten zonder een nieuw adres achter te laten, waardoor de betekening niet kon plaatsvinden. De rechtbank benadrukt dat het enkele feit dat het adres achteraf onjuist blijkt te zijn, niet automatisch betekent dat de betekening ongeldig is. De rechtbank geeft eiseres de gelegenheid om aan te tonen dat zij goede redenen had om aan te nemen dat de gedaagde op het vermelde adres bereikbaar was. Indien dit het geval is, moet eiseres de gedaagde oproepen via een advertentie in een lokaal dagblad in Ontario, Canada. De rol van de zaak is vastgesteld op 30 mei 2018, waarbij de rechtbank verdere beslissingen aanhoudt totdat eiseres de gedaagde op de juiste wijze heeft opgeroepen.

Uitspraak

rolbeslissing

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zaaknummer / rolnummer: C/09/546029 / HA ZA 18-53
Rolbeslissing van 31 januari 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente] ,
eiseres,
advocaat mr. M. Buitelaar te Naaldwijk, gemeente Westland,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
[gedaagde],
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats] , Canada,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding van 6 september 2017, met producties en stukken met betrekking tot betekening in het buitenland.

2.De beoordeling

2.1.
Beoordeeld dient te worden of de betekening en kennisgeving van de dagvaarding aan gedaagde op zodanige wijze is geschied dat de rechtbank thans verstek kan verlenen.
2.2.
In dit geval moet worden getoetst aan artikel 55 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en het Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken van 15 november 1965, Trb. 1969, 55 (hierna: Haags Betekeningsverdrag). Zowel Canada als Nederland zijn partij bij het Haags Betekeningsverdrag.
2.3.
Eiseres heeft het exploot van dagvaarding op 6 september 2017 overeenkomstig het Haags Betekeningsverdrag en de Uitvoeringswet bij dat verdrag jo. artikel 55 lid 1 Rv betekend aan het parket van de ambtenaar van het openbaar ministerie bij de rechtbank Den Haag met achterlating van twee afschriften van het exploot en met het verzoek om deze stukken overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 6 van het Haags Betekeningsverdrag eenvoudig te doen afgeven, met inachtneming van de vormen die zijn voorgeschreven door het recht van de staat waarin het adres van gedaagde is gelegen.
2.4.
Uit het door eiseres overgelegde certificaat, gedateerd 30 oktober 2017, blijkt dat de dagvaarding niet aan gedaagde is uitgereikt, omdat gedaagde ongeveer drie maanden voor de dag van aanbieding van het kantooradres is vertrokken zonder achterlating van adres, waardoor het niet mogelijk was om het document af te geven.
2.5.
Als degene op wiens verzoek betekening van het exploot geschiedt goede redenen heeft om aan te nemen dat de geëxploteerde een bekend adres in het buitenland heeft en daarom voor de betekening langs de weg van artikel 55 lid 1 Rv en het Haags Betekeningsverdrag heeft gekozen, heeft het enkele feit dat dit adres achteraf onjuist blijkt te zijn niet tot gevolg dat aan de toepasselijkheid van artikel 55 lid 1 en het Haags Betekeningsverdrag de grondslag komt te ontvallen (zie HR 2 december 1988, ECLI:NL:HR:1988:AB8208). Niet beslissend is de vraag of achteraf kan worden vastgesteld dat gedaagde ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding niet (meer) op het in dat stuk vermelde adres verbleef, maar de vraag of eiseres op dat tijdstip reden had om aan te nemen dat gedaagde op dat adres wel te bereiken zou zijn.
2.6.
De voornaamste strekking van het Haags Betekeningsverdrag is te voorkomen dat een in het buitenland wonende gedaagde wordt veroordeeld zonder dat hij zich heeft kunnen verweren, door zoveel als mogelijk is ervoor te zorgen dat het hem uit te reiken stuk hem ook werkelijk bereikt, en wel zo tijdig dat hij in staat is zich in rechte te verdedigen. Anderzijds heeft het verdrag tevens oog voor de belangen van de eiser, waar het in artikel 15 lid 2 toelaat dat rechters van verdragsstaten die de in dat lid bedoelde verklaring hebben afgelegd onder bepaalde voorwaarden toch een beslissing kunnen geven, ook als geen bewijs van betekening dan wel kennisgeving of afgifte is ontvangen.
2.7.
Gezien het voorgaande stelt de rechtbank eiseres in de gelegenheid zich uit te laten over de vraag of zij op het tijdstip van het uitbrengen van de dagvaarding goede reden had om aan te nemen dat gedaagde op het in de dagvaarding vermelde adres te bereiken zou zijn. Indien dat zo is, dient eiseres gedaagde op te roepen in een dagblad van de laatst bekende woonplaats van gedaagde, te weten Ontario, Canada. Deze advertentie dient te bevatten een oproep om op een nog vast te stellen terechtzitting te verschijnen, vertegenwoordigd door een advocaat, met aanzegging dat bij niet verschijnen verstek tegen hem zal worden gevraagd, en mededeling waar afschrift van de dagvaarding kan worden verkregen.
2.8.
De rechtbank zal eiseres opnieuw in de gelegenheid stellen gedaagde op te roepen, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
stelt eiseres in de gelegenheid om gedaagde behoorlijk op te roepen en verwijst de zaak daartoe naar de rol van 30 mei 2018;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze rolbeslissing is gegeven door de rolrechter mr. L. Alwin en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: 2339