In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in hoger beroep over een belastingkwestie die voortvloeit uit een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De belanghebbende, een belastingplichtige, had bezwaar gemaakt tegen een beschikking van de ontvanger van de Belastingdienst, die invorderingsrente had vergoed. De rechtbank had het bezwaar gegrond verklaard en de invorderingsrente verhoogd, wat leidde tot een hoger beroep van de belanghebbende. Tijdens de procedure heeft de belanghebbende een motivering ingediend die door het hof werd geweigerd vanwege ongepast taalgebruik. Het hof heeft de zitting gehouden op 20 april 2023, waar de gemachtigde van de belanghebbende en vertegenwoordigers van de ontvanger aanwezig waren. Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank en het hof bevoegd zijn om uitleg te geven aan het Unierecht, en dat het Nederlandse systeem van griffierechten niet in strijd is met het Unierecht. De belanghebbende heeft geen recht op een hogere vergoeding van de kosten van bezwaar en proceskosten. Uiteindelijk heeft het hof het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, evenals het bezwaar van de belanghebbende tegen de brief van de ontvanger niet-ontvankelijk verklaard.