ECLI:NL:GHSHE:2023:1482

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
200.314.401_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid assurantietussenpersoon voor onderverzekering van muntenverzameling

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een assurantietussenpersoon, [geïntimeerde], voor de onderverzekering van een muntenverzameling van [appellant]. [Appellant] had in 1983 verzekeringen afgesloten bij assurantietussenpersoon [persoon A], die in 2007 zijn onderneming beëindigde. [Geïntimeerde] nam de verzekeringsportefeuille over, maar [appellant] had ook een aparte kostbaarhedenverzekering afgesloten via Aon Artscope. Na een roofoverval in 2019, waarbij zijn muntenverzameling werd gestolen, stelde [appellant] [geïntimeerde] aansprakelijk voor de schade door onderverzekering. De rechtbank Limburg wees de vorderingen van [appellant] af, waarna hij in hoger beroep ging.

Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelde dat [geïntimeerde] niet tekortgeschoten was in zijn zorgplicht. De zorgplicht van een assurantietussenpersoon houdt in dat hij de belangen van zijn cliënten moet beschermen, maar in dit geval was het bestaan en de waarde van de muntenverzameling niet bekend bij [geïntimeerde]. Het hof concludeerde dat [geïntimeerde] niet kon worden verweten dat hij niet had gevraagd naar de waarde van de muntenverzameling, omdat deze niet ter sprake was gekomen in eerdere gesprekken. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en stelde [appellant] in het ongelijk, waarbij hij ook werd veroordeeld in de proceskosten van [geïntimeerde].

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.314.401
arrest van 9 mei 2023
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna aan te duiden als: [appellant],
advocaat: mr. M. van Sintmaartensdijk,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna aan te duiden als: [geïntimeerde],
advocaat: mr. D.G. Rosenquist.

1.Het procesverloop

1.1.
In het vonnis van de rechtbank Limburg (zittingsplaats Maastricht) van 29 juni 2022 (nummer: 282217 / HA ZA 20-444) staat hoe de procedure bij de rechtbank is verlopen.
1.2.
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van 22 juli 2022,
  • de memorie van grieven,
  • de memorie van antwoord.
1.3.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

2.De feiten

2.1.
Het volgende staat in hoger beroep vast:
2.2.
[geïntimeerde] exploiteert een verzekeringskantoor in de vorm van een eenmanszaak.
2.3.
[appellant] heeft in 1983 verzekeringen afgesloten bij assurantietussenpersoon [persoon A]. In 2007 heeft [persoon A] zijn onderneming beëindigd en heeft [geïntimeerde] de verzekeringsportefeuille van [persoon A] overgenomen. Op dat moment was [appellant] bij ASR verzekerd. Hij had onder meer een kostbaarhedenverzekering voor juwelen en horloges en een inboedelverzekering.
2.4.
[appellant] heeft op eigen initiatief op 7 april 1998 een speciale kostbaarhedenverzekering voor kunst en antiek gesloten via Aon Artscope. Die verzekering liep dus niet via [geïntimeerde]. [appellant] heeft de kostbaarhedenverzekering bij ASR beëindigd. In zijn brief van 25 april 2013 aan ASR schrijft hij:

Hierbij verzoek ik u vriendelijk de verzekering per eerstkomende vervaldatum zijnde 24 juli 2013 te willen beëindigen, aangezien de te verzekeren objecten al geruime tijd geleden zijn toegevoegd aan de bij AON Artscope lopende verzekering van onze totale kunst-, kostbaarheden en antiekcollectie.”
De inboedelverzekering bleef via [geïntimeerde] bij ASR lopen.
2.5.
Bij brief van 17 mei 2013 heeft (een medewerker van) [geïntimeerde] aan (de vennootschap van) [appellant] geschreven:

Bijgaande stuur ik u volgens afspraak een overzicht van de lopende schadeverzekeringen via ons kantoor.
[Polisnummer] (kostbaarheden) wordt per 24-07-2013 beeindigd.
Graag ontvangen wij van u een kopie polis van de elders lopende kostbaarhedenpolis van AON, zodat we een nieuwe vergelijking van alle verzekeringen kunnen maken voor [appellant].
Voor eventuele vragen ben ik u graag van dienst.”
2.6.
Op 8 juli 2019 heeft er een roofoverval in de woning van [appellant] plaatsgevonden en is onder meer zijn muntenverzameling gestolen. De expert van ASR heeft de waarde van de verzameling getaxeerd op € 96.570,00. ASR heeft op grond van de inboedelverzekering voor de gestolen munten een bedrag van € 27.000,00 aan [appellant] uitgekeerd.
2.7.
[appellant] heeft [geïntimeerde] bij brief van 1 november 2019 voor de schade wegens onderverzekering van € 69.570,00 (€ 96.570,00 min € 27.000,00) aansprakelijk gesteld.
[geïntimeerde] heeft aansprakelijkheid afgewezen.
2.8.
De polis van de inboedelverzekering die gold van 1 oktober 2018 tot 1 oktober 2019 vermeldt onder meer:

Dekking Huishoudelijke inboedel
Het verzekerd bedrag is op 01-08-2006 met behulp van de inboedelmeter vastgesteld
Verzekerd bedrag en premie
€ 241.120,-- huisraad
Premie 3,31%, op jaarbasis € 798,11
Verzekeringsvorm en Bijzondere voorwaarden
All Risks met garantie volgens model BIF 07-1
2.9.
Artikel 1 van de “Bijzondere Voorwaarden Inboedelverzekering All Risks”, Rubriek Wonen (BIF 07-1) luidt voor zover van belang:

Aanvullende begripsomschrijvingen
In deze Bijzondere Voorwaarden verstaan wij onder:
[…]
2. Inboedel
Alle roerende zaken die deel uitmaken ven de particuliere huishouding van de verzekerde, inclusief kostbaarheden.[…]
3. Kostbaarheden
Zaken die deel uitmaken van de inboedel, maar die zich naar aard en waarde onderscheiden:
a. antiek. Dit zijn zaken die vanwege hun ouderdom en/of zeldzaamheid een specifieke waarde hebben;
b. kunst. Dit zijn zaken die vanwege hun artistieke kwaliteiten een speciale waarde hebben;
c. verzamelingen;
[…]”.
2.10.
Artikel 4 van deze voorwaarden luidt voor zover van belang:

Verzekerd bedrag
Inboedelwaardemeter
Als het verzekerde bedrag is vastgesteld aan de hand van de door u ingevulde inboedelwaardemeter gelden de volgende bepalingen:
a. Verzekerd bedrag
Het verzekerde bedrag is berekend:
- aan de hand van de laatste inboedelwaardemeter die wij van u hebben ontvangen[…]
b. Garantie tegen onderverzekering
Als de inboedelwaardemeter naar waarheid is ingevuld, doen wij bij schade geen beroep op onderverzekering. Voor huurdersbelang en zaken die bij kostbaarheden staan genoemd bieden wij dekking tot de in de inboedelmeter genoemde maxima.
c. Hernieuwde vaststelling op uw verzoek
U kunt tijdens de looptijd van de verzekering het bedrag aanpassen waarvoor u de inboedel verzekert.[…]
d. Hernieuwde vaststelling op ons verzoek
De inboedelwaardemeter moet u op ons verzoek opnieuw invullen:
[…]
5 jaar na een vorige opgave.
[…]”.
2.11.
De inboedelmeter is een door de verzekerde in te vullen formulier. Het formulier houdt – voor zover hier van belang – in:
“[…]
Bijtellingen
(i.v.m. bijzondere bezittingen)
[….]
7. Audio-, video-, en computerapparatuur
U bent standaard verzekerd tot een bedrag van € 12.000. Bezit u méér dan € 12.000, wat is dan het meerdere boven € 12.000.
Dit bedrag moet in deze inboedelmeter extra optellen bij uw verzekerd bedrag
+ € ________________

8.Antiek, kunst, verzamelingen en instrumenten

U bent standaard verzekerd tot een bedrag van € 15.000. Bezit u méér dan € 15.000, wat is dan het meerdere boven € 15.000.
Dit bedrag moet in deze inboedelmeter extra optellen bij uw verzekerd bedrag
+ € ________________
[…]”
2.12.
In een e-mail van 16 december 2021 schreef ASR aan de advocaat van [appellant] over de inboedelverzekering:
“[…]
In 2019 is de polis omgezet naar een nieuw administratiesysteem[…]
Bij de conversie van deze polissen zijn de bedragen die in de inboedelwaardemeter onder punt 7 en 8 zijn genoemd samengevoegd.[…]”

3.Het geschil in eerste aanleg en hoger beroep

3.1.
[appellant] heeft in eerste aanleg, samengevat, gevorderd om [geïntimeerde], uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van € 69.570,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2019 tot de dag der algehele voldoening en € 875,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden (1 september 2020) tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
3.2.
De rechtbank heeft in het eindvonnis van 29 juni 2022 die vorderingen afgewezen. In hoger beroep vordert [appellant] onder aanvoering van 12 grieven dat het hof het bestreden vonnis vernietigt en (uitvoerbaar bij voorraad) [geïntimeerde] veroordeelt tot betaling van € 69.570,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2019 tot de dag der algehele voldoening en € 875,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden (1 september 2020) tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties.

4.De beoordeling

Waarover gaat deze zaak?
4.1.
[appellant] houdt [geïntimeerde] als assurantietussenpersoon aansprakelijk voor het feit dat de inboedelverzekering geen volledige dekking voor de muntenverzameling bood. [appellant] richt grief 1 tegen het oordeel van de rechtbank dat in het midden kan blijven of een onderhoudsgesprek jaarlijks vereist is. Grieven 2, 5 en 7 tot en met 12 richten zich tegen het oordeel dat causaal verband met de schade ontbreekt omdat [appellant] onvoldoende heeft onderbouwd dat – als er een onderhoudsgesprek zou zijn geweest – de muntenverzameling dan ter sprake zou zijn gekomen. De grieven 3 en 4 zien op het verzekerde bedrag, en met grief 6 klaagt hij erover dat de rechtbank er een punt van heeft gemaakt dat [appellant] niet op de mondelinge behandeling is verschenen.
4.2.
[geïntimeerde] voert als verweer dat hij niet tekortgeschoten is en dat er geen sprake was van onderverzekering.
Zorgplicht
4.3.
De zorgplicht van een assurantietussenpersoon houdt in dat hij tegenover zijn opdrachtgever de zorg dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Het is zijn taak te waken voor de belangen van de verzekeringnemers bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Tot deze taak behoort in beginsel ook dat – kort gezegd – de assurantietussenpersoon de verzekeringnemer tijdig opmerkzaam maakt op de gevolgen die hem bekend geworden feiten voor de dekking van de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen kunnen hebben. Daarbij gaat het om feiten en omstandigheden die aan de assurantietussenpersoon bekend zijn of die hem redelijkerwijs bekend behoorden te zijn (HR 10 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0122,
Brals/Octant). De reikwijdte van de op de assurantietussenpersoon rustende zorgplicht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, met name van de aard en inhoud van de opdracht, de belangen van de cliënt voor zover die kenbaar zijn voor de tussenpersoon en de overige omstandigheden van het geval.
4.4.
De verplichting van [geïntimeerde] om actief te waken over de belangen van [appellant] is beperkt tot die belangen van [appellant] die bij [geïntimeerde] bekend waren of redelijkerwijs bekend hoorden te zijn. [appellant] stelt niet dat hij ooit met [geïntimeerde] – of met [persoon A] – de muntenverzameling heeft besproken, zodat in dit geschil vast staat dat het bestaan en (daarmee ook) de waarde van de muntenverzameling niet bekend waren bij [geïntimeerde]. Naast de inboedelverzekering heeft [appellant] ook een (nieuwe) kostbaarhedenverzekeringen gesloten, voor juwelen, horloges, kunst en antiek. Onder die omstandigheden ligt de vraag naar “antiek, kunst en verzamelingen” die daarbuiten (en daarmee dus ‘gewoon’ onder de inboedelverzekering) zouden vallen niet voor de hand. Een rol speelt daarbij ook dat de nieuwe kostbaarhedenverzekeringen gesloten werden via tussenkomst van een andere assurantieadviseurs, waardoor [geïntimeerde] – ook door de geringe eigen contacten met [appellant] – niet veel meer kon doen dan de polisvoorwaarden van die nieuwe kostbaarhedenverzekering op te vragen bij [appellant]. De kernvraag in dit geschil is dan of het bestaan en de waarde van de muntenverzameling bij [geïntimeerde] wel bekend hadden
behorente zijn doordat een redelijke handelend assurantietussenpersoon actief bij zijn klant navraag zou hebben gedaan naar antiek, kunst en verzamelingen onder de inboedelverzekering.
4.5.
Waar [geïntimeerde] niet wist van het bestaan van de muntenverzameling, kan zeker niet van hem worden gevergd dat hij uit zichzelf zou hebben gevraagd naar de omvang en de waardestijging daarvan. Omdat onder de inboedelverzekering verzamelingen alleen tot de in de inboedelwaardemeter genoemde standaard maximale bedragen van € 12.000,00 en € 15.000,00 verzekerd waren, is – anders dan [appellant] stelt – de hoogte van die bedragen voor [geïntimeerde] ook geen aanwijzing geweest dat er een waardevolle verzameling onder de verzekering viel en dat het op zijn weg had gelegen om als redelijk handelend en redelijk bekwaam assurantietussenpersoon te vragen naar de waardeontwikkeling daarvan. Van een zorgplichtschending is derhalve geen sprake. De grieven 2, 5 en 7 tot en met 12 slagen niet.
4.6.
Het voorgaande laat onverlet dat van [geïntimeerde] in algemene zin kan en mag worden gevergd dat hij actief waakt voor onderverzekering. Onder de gegeven omstandigheden had hij evenwel niet meer kunnen doen dan een algemene vraag stellen of er nog verdere kostbaarheden zijn die (niet onder de kostbaarhedenverzekeringen maar) onder de inboedelverzekering vallen. Met de rechtbank acht het hof niet voldoende onderbouwd dat op zo’n algemene vraag, [appellant] (of zijn medewerkers) het antwoord zou hebben gegeven dat de muntenverzameling onder de inboedelverzekering viel en dat die waarde zou (kunnen) zijn gestegen. Grief 1 slaagt niet.
4.7
Bij behandeling van de grieven 3, 4 en 6 bestaat bij deze uitkomst geen belang.
Bewijsaanbod
4.8
Het hof komt niet toe aan bewijslevering. Door [appellant] zijn geen concrete feiten en omstandigheden gesteld die – indien bewezen – tot het oordeel zouden kunnen leiden dat [geïntimeerde] zijn zorgplicht heeft geschonden en [appellant] daardoor schade heeft geleden.
Slotsom
4.9
Het hof zal het vonnis van de rechtbank bekrachtigen. [appellant] is in het ongelijk gesteld. Het hof zal [appellant] daarom in de proceskosten van [geïntimeerde] van het hoger beroep veroordelen. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Het hof zal de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De uitspraak

Het hof, recht doende in hoger beroep:
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
- veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] op € 783,00 aan griffierecht en op € 2.157,00 aan salaris advocaat; en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. van der Pol, O.G.H. Milar en N. van Tiggele-van der Velde en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 9 mei 2023.
griffier rolraadsheer