In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een schadeverzekeraar en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende, een schadeverzekeraar, had in 2015 besloten om in 2016 een bedrag van € 65 per verzekerde uit te keren, maar stelde dat zij in 2015 een buitengewone last van € 11.934.000 ten laste van haar belastbare winst mocht brengen. Het hof heeft onderzocht of er eind 2015 sprake was van een juridische verplichting om deze uitkering te doen, en of er een voorziening of transitoire winstuitstelpost gevormd kon worden. Het hof concludeert dat er geen juridische verplichting bestond en dat de belastingrentebeschikking niet gematigd hoeft te worden. Het hoger beroep is ongegrond verklaard.
De zaak begon met een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd door de inspecteur, die door de belanghebbende werd betwist. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 14 september 2022 zijn verschillende vertegenwoordigers van de belanghebbende en de inspecteur verschenen. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en het onderzoek gesloten.
Het hof heeft vastgesteld dat de uitkering in het kader van de € 65-actie pas in 2016 plaatsvond en dat er geen juridische verplichting bestond om deze uitkering in 2015 al te boeken. De belanghebbende heeft niet aangetoond dat er een oorzakelijk verband was tussen de uitgaven in 2016 en de bedrijfsvoering in voorgaande jaren. De belastingrentebeschikking werd niet gematigd, omdat de inspecteur niet onzorgvuldig had gehandeld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.