Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
- Partijen een overeenkomst van geldlening rekening courant zijn aangegaan per 12 juni 2011
- Partijen middels dit addendum wijzigingen wensen aan te brengen in deze overeenkomst i.v.m. gebleken onjuistheden (…).
3.Geschil en conclusies van partijen
4.Gronden
- De RC-overeenkomst is niet ondertekend en bevat onjuistheden met betrekking tot de schuldeiser en schuldenaar. Het addendum is een nieuwe overeenkomst met extra bepalingen over zekerheden.
- De voorwaarden waaronder de lening is aangegaan zijn onzakelijk. Er zijn onvoldoende materiële zekerheden verstrekt, mede gelet op de door belanghebbende verstrekte akte van verpanding tussen [BV 1] en [BV 2] van 1 februari 2011, er zijn geen concrete afspraken over aflossingen gemaakt en er zijn geen activa aanwezig in [BV 2] . Er kan geen niet-winstdelende rente worden bepaald waaronder een onafhankelijke derde bereid zou zijn geweest dezelfde lening te verstrekken aan [BV 2] onder overigens dezelfde voorwaarden en omstandigheden. De verpanding van de aandelen in [BV 3] ten gunste van belanghebbende gaf weinig extra zekerheid omdat de waarde van deze aandelen al verdisconteerd was in de waarde van [BV 2] . Het in de notariële akte van 10 februari 2010 aan [BV 2] overeengekomen tweede pandrecht bood geen perspectief op terugbetaling van de door [BV 2] aan het [gezamenlijke naam BV] verstrekte lening, wat ook volgt uit dat wat aan [BV 2] uiteindelijk op deze lening is afgelost.
- Op het moment van aangaan van de lening was het fiscaal eigen vermogen van [BV 2] negatief en had [BV 2] nog geen winst gemaakt. [BV 3] had op dat moment een negatief eigen vermogen van € 897.000, een structurele liquiditeitskrapte en verliezen die niet snel verrekend zouden kunnen worden; de financiële situatie was slecht. Er kan ook niet worden gesproken van aanzienlijke winsten op dat moment noch was er toen sprake van een grote mate van zekerheid dat de lening kon worden terugbetaald.
- De aankoop in 2009 door [BV 2] van 50% van het aandelenkapitaal in [BV 3] van de [administratiekantoor] gemeenschappelijk Bezit voor een koopsom van € 25.000, duidt op een lage waarde en winstgevendheid van de onderneming van het [gezamenlijke naam BV] .
- Ten tijde van het verstrekken van de lening bevond de autobranche zich in lastige tijden. Uit rapporten en publicaties volgt dat de autobranche aan grote veranderingen onderhevig was en in 2009 een moeilijke tijd doormaakte. Het door belanghebbende overgelegde rapport van [bedrijf 1] gaat voornamelijk uit van kostenreductie en een hogere netto-omzet. Het is niet aannemelijk dat met een kostenreductie en hoge aantallen te verkopen auto’s goede resultaten behaald konden worden en een winstgevende onderneming kon worden opgebouwd.
- Diverse (door belanghebbende benoemde) analyses – opgesteld door of namens potentiële investeerders – zijn niet overgelegd en doen het vermoeden rijzen dat die investeerder(s) gelet op de toekomstverwachtingen en prognoses niet wilde(n) instappen.
- De plotselinge en onverwachte opzegging van het dealerschap van [automerk 2] en de plotselinge problemen bij [automerk 1] , hebben geleid tot de (gedeeltelijke) afwaardering van de lening.
- Begin 2010 er binnen [BV 2] en/of het [gezamenlijke naam BV] sprake was van goodwill en/of stille reserves, in ieder geval blijkend uit de meerwaarde die besloten lag in de voorraad auto’s, de dealerschappen van [automerk 2] en [automerk 1] , het aandeel van [BV 2] in de maatschap [BV 9] en de aanstaande kwijtschelding van een deel van de schuld aan [BV 10] BV.
- Begin 2010 door het [gezamenlijke naam BV] al 18 auto’s waren verkocht, in 2011 nieuwe modellen van [automerk 2] zouden worden geïntroduceerd en de prognoses die door belanghebbende in overleg met een extern adviseur en [bedrijf 1] zijn opgesteld, lieten zien dat de vooruitzichten voor en winstgevendheid van het [gezamenlijke naam BV] positief waren.
- De lening die [BV 1] had verstrekt aan [BV 2] was achtergesteld bij de lening van belanghebbende aan [BV 2] en dat wat is opgenomen in de niet-ondertekende overeenkomsten niet is overeengekomen omdat de desbetreffende overeenkomsten niet zijn ondertekend.
- [BV 6] – naast de lening van € 800.000 (onderdeel 2.3) – ter financiering van voorraden extra leningen heeft verstrekt aan het [gezamenlijke naam BV] tot circa € 1.000.000, zonder daartegenover staande zekerheden.
- De stelling van de inspecteur dat de autobranche er begin 2010 slecht voorstond niet wordt ondersteund door de door de inspecteur genoemde rapporten en publicaties en bedoelde publicaties verder te algemeen en daarmee niet van toepassing zijn op het merk [automerk 2] en het [gezamenlijke naam BV] .
- Uiteindelijk [BV 2] op de lening aan belanghebbende in 2014 € 72.000 en in 2015 € 162.647 heeft afgelost.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank,
- vernietigt de uitspraak op bezwaar,
- vermindert de aanslag naar nihil,
- wijzigt de verliesvaststellingsbeschikking en stelt het verlies uit werk en woning vast op € 343.486;
- vernietigt de beschikking belastingrente,
- bepaalt dat de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor de behandeling van het beroep bij de rechtbank en het hoger beroep bij het hof van, in totaal, € 182 vergoedt;
- veroordeelt de inspecteur in de kosten aan de zijde van belanghebbende van het geding bij de rechtbank en het hof van, in totaal, € 3.348.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad: http://www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).