ECLI:NL:GHSHE:2022:779

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
200.305.660_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot benoeming van een bijzondere curator voor een minderjarige in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende het verzoek van een minderjarige, aangeduid als [verzoekster], om de benoeming van een bijzondere curator op basis van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek. De minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2007, is de moeder van een kind, [minderjarige], dat op [geboortedatum] 2022 is geboren. De rechtbank Oost-Brabant had eerder op 21 december 2021 het verzoek van [verzoekster] om een bijzondere curator te benoemen afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoekster] als minderjarige belanghebbende in deze procedure moet worden aangemerkt en dat zij, om haar recht op toegang tot de rechter te waarborgen, een bijzondere curator nodig heeft om haar te vertegenwoordigen in de hoger beroepsprocedure.

Het hof heeft de bijzondere curator, mevrouw I. Sandig, benoemd en haar opgedragen om te onderzoeken of zij het reeds ingediende verzoek in hoger beroep van [verzoekster] overneemt. Het hof heeft de bijzondere curator ook verzocht om de ‘Leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW’ in acht te nemen bij haar werkzaamheden. De beslissing van het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank en bevestigt de noodzaak van een bijzondere curator voor [verzoekster] om haar belangen in deze zaak te behartigen. Het hof heeft verder iedere verdere beslissing aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 10 maart 2022
Zaaknummer: 200.305.660/01
Zaaknummers eerste aanleg: C/01/376192 / FA RK 21-5045 en C/01/376193 / FA RK 21-5046
in de zaak in hoger beroep van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. C. Trovatello,
betreffende het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator
als belanghebbenden worden aangemerkt:
[vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
[moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
en
in de zaak in hoger beroep betreffende de voogdij over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats]
als belanghebbenden worden aangemerkt:
Raad voor de Kinderbescherming,
verzoekster in eerste aanleg,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
de gecertificeerde instelling,
[vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
[moeder] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant van 21 december 2021, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.
Bij brief van 18 januari 2022, ingekomen ter griffie op 20 januari 2022, heeft de minderjarige [verzoekster] verzocht om een bijzondere curator voor haar te benoemen, zodat zij in hoger beroep kan gaan tegen voornoemde beschikkingen.
2.2.
Het hof heeft [verzoekster] vervolgens gelet op art. 281 en 362 Rv bij brief van 2 februari 2022 in de gelegenheid gesteld om haar verzoeken in hoger beroep door middel van een procesadvocaat in te dienen.
2.3.
[verzoekster] heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Mr. C. Trovatello heeft bij appelrekest van 1 maart 2022 met bijlagen het beroep van [verzoekster] nader aangevuld en toegelicht en daarbij verzocht om de bestreden beschikkingen te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
  • te bepalen dat een bijzonder curator wordt benoemd die [verzoekster] in en buiten rechte kan vertegenwoordigen in het hoger beroep tegen de beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant d.d. 21 december 2021, met kenmerk C/01/376192 / FA RK 21-5045;
  • te bepalen dat de grootouders vaderszijde worden belast met de voogdij over het minderjarige kind van [verzoekster] in het hoger beroep tegen de beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant d.d. 21 december 2021, met kenmerk C/01/376193 / FA RK 21-5046; kosten rechtens.

3.De feiten

3.1.
[verzoekster] (geboren op [geboortedatum] 2007) en [vader minderjarige] zijn de minderjarige ouders van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
3.2.
Bij de bestreden beschikkingen heeft de rechtbank het verzoek van [verzoekster] om een bijzondere curator te benoemen afgewezen (zaaknummer C/01/376193 / FA RK 21-5046) en
en de GI belast met de voogdij over de (destijds nog ongeboren) [minderjarige] (zaaknummer C/01/376192 / FA RK 21-5045).
3.3.
[verzoekster] kan zich met deze beslissingen niet verenigen en zij is hiertegen in hoger beroep gekomen.

4.De beoordeling

4.1.
Een minderjarige dient in alle familierechtelijke zaken hem betreffend te worden aangemerkt als belanghebbende als bedoeld in artikel 798 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Hij kan de door de wetgever aan belanghebbenden toegekende processuele bevoegdheden, waaronder het instellen van hoger beroep, evenwel niet zonder tussenkomst van een wettelijke vertegenwoordiger of een daartoe benoemde bijzondere curator uitoefenen, behoudens voor zover de wet daarin voorziet (HR 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3535, NJ 2015/57).
4.2.
Dat laatste is het geval ten aanzien van een verzoek als bedoeld in artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Een minderjarige wiens verzoek tot benoeming van een bijzondere curator is afgewezen, kan daartegen een rechtsmiddel aanwenden zonder te worden vertegenwoordigd door een wettelijk vertegenwoordiger of bijzonder curator (vgl. HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1409).
4.3.
Dit brengt echter niet met zich mee dat een minderjarige een rechtsmiddel kan aanwenden zonder de wettelijke verplichte rechtsbijstand van een advocaat (vgl.
HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:158). [verzoekster] heeft in beide procedures een advocaat nodig en moet voor de procedure over de voogdij van [minderjarige] tevens worden vertegenwoordigd door een wettelijk vertegenwoordiger of een bijzondere curator.
4.4.
Voor zover [verzoekster] aanvankelijk niet door een advocaat werd vertegenwoordigd, is dit verzuim inmiddels hersteld.
4.5.
Bij de beantwoording van de vraag of een benoeming van een bijzondere curator is aangewezen, dient het belang van de minderjarige de eerste overweging voor de rechter te vormen. De rechter heeft bij de beantwoording van de vraag of een bijzondere curator nodig is een grote mate van beoordelingsvrijheid. Uit de wetgeschiedenis moet worden afgeleid dat de rechter, zonder formele ontvankelijkheidsvereisten te stellen, zo nodig zelf dient na te gaan of de door de minderjarige aan de orde gestelde problemen zich voor concretisering lenen, zodat hij, indien hij benoeming van een bijzondere curator in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, een aan de omstandigheden van het geval aangepaste omschrijving van de taak van de bijzondere curator kan geven (vgl. HR 4 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR4850, NJ 2005/422).
4.6.
Gelet op de hiervoor genoemde rechtsregels heeft [verzoekster] er een groot belang bij dat er een bijzondere curator wordt benoemd. Het hof is van oordeel dat [verzoekster] als de minderjarige moeder van haar kind de mogelijkheid moet hebben om een rechtsmiddel aan te wenden tegen een gezagsbeslissing die met betrekking tot haar kind is genomen. [verzoekster] heeft aangevoerd dat haar ouders dat niet namens haar gaan doen; zij heeft op dit moment geen goede verstandhouding met haar ouders. Zij kan zich daardoor niet tot haar wettelijke vertegenwoordigers wenden om namens haar proceshandelingen te verrichten. Dit maakt dat [verzoekster] haar recht op toegang tot de rechter, zoals ook neergelegd in artikel 6 lid 1 EVRM - en meer in het bijzonder haar recht als moeder om in hoger beroep te gaan tegen de beslissing over de voogdij over haar kind - slechts kan effectueren indien zij daarbij wordt vertegenwoordigd door een bijzondere curator.
4.7.
Het hof ziet op grond van voornoemd processueel belang van [verzoekster] , mede in het licht van artikel 6 en artikel 8 EVRM, voldoende aanleiding om het verzoek van [verzoekster] om een bijzondere curator te benoemen terstond toe te wijzen.
4.8.
Het hof heeft mevrouw I. Sandig bereid gevonden om voor [verzoekster] in en buiten rechte als bijzondere curator op te treden. Het hof zal haar in die hoedanigheid benoemen.
4.9.
Het hof draagt de bijzondere curator op te onderzoeken of zij het reeds door [verzoekster] en haar advocaat ingediende verzoek in hoger beroep overneemt dan wel bevestigt of niet. Na de eventuele overname of bevestiging door de bijzondere curator van het reeds door [verzoekster] ingediende verzoek in hoger beroep tegen de beslissing over de voogdij over [minderjarige] , zal het hof aan de belanghebbenden een termijn voor het indienen van een verweerschrift geven. De bijzondere curator zal daarna in de gelegenheid worden gesteld om zich nog nader inhoudelijk over de voogdijkwestie uit te laten.
4.10.
Het hof verzoekt de bijzondere curator bij haar werkzaamheden de ‘Leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW’ in acht te nemen, te raadplegen via https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Bijzondere-curator.
4.11.
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 21 december 2021 met zaaknummer C/01/376193 / FA RK 21-5046
en opnieuw rechtdoende:
benoemt tot bijzondere curator ten behoeve van de in rov. 4.6. t/m 4.9 vermelde taakomschrijving:
mevrouw I. Sandig
[adres] [plaats] ,
tel. [telefoonnummer] ,
[e-mail adres] ;
verzoekt de bijzondere curator het hof nader te berichten over hetgeen in 4.9. is omschreven op uiterlijk
24 maart 2022;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, E.M.C. Dumoulin en
E.P. de Beij is op 10 maart 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.