In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 juni 2022 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek dat was ingediend door de advocaat van [appellante] B.V. Het verzoek tot wraking volgde op de weigering van het hof om uitstel van de zitting in de hoofdzaak te verlenen. De wrakingskamer, bestaande uit de rechters J.W. van Rijkom, O.G.H. Milar en T.A. Gladpootjes, heeft de zaak behandeld. De advocaat van de verzoeker, mr. J. Stokmans, voerde aan dat de wrakingskamer vooringenomen was en dat de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op een ongepaste tijd was gepland, namelijk op dezelfde dag als de hoofdzaak. De voorzitter van de wrakingskamer heeft de zitting geopend en het verzoek tot wraking van de wrakingskamer behandeld. De verzoeker stelde dat hij door de gang van zaken onevenredig benadeeld werd, vooral omdat zijn advocaat zich had onttrokken aan de zaak. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de redenen voor wraking niet voldoende waren en dat er geen sprake was van vooringenomenheid. Het verzoek tot wraking is afgewezen, waarbij de wrakingskamer heeft benadrukt dat een procesbeslissing geen grond kan vormen voor wraking. De beslissing is openbaar uitgesproken en de griffier heeft het proces-verbaal opgemaakt, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld.