3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[geïntimeerde] is een particulier beveiligingsbedrijf en valt onder de cao Particuliere Beveiliging (verder: cao PB), voor zover die algemeen verbindend is verklaard. Dat gold in elk geval voor de periode van 4 mei 2019 tot en met oktober 2019.
Op grond van artikel 97 cao PB voert SFPB, in 2000 opgericht door werkgevers- en werknemersorganisaties, controles uit in de beveiligingsbranche. Met betrekking tot dat onderzoek is een reglement opgesteld dat bij de cao is opgenomen als bijlage en dat op grond van artikel 97, lid 2 cao PB onderdeel uitmaakt van de ‘Fondsen cao Particuliere Beveiliging’ (verder: cao Fondsen).
De statuten van SFPB zijn als bijlage 1 opgenomen bij de cao Fondsen, algemeen verbindend verklaard bij besluit van 30 juni 2015. Als doel van SFPB staat daarin onder meer in artikel 3 onder h. vermeld “
Het via het door cao-partijen ingestelde controleorgaan uitvoering geven aan controle op de naleving van de cao’s;”. Op de werkzaamheden van SFPB is het ‘Reglement Stichting Sociaal Fonds Particuliere Beveiliging’ van toepassing, bijlage 2 bij de cao Fondsen.
SFPB heeft de werkzaamheden in het kader van de controle op de naleving van de cao PB gedelegeerd aan een controleorgaan. Op dit controleorgaan is van toepassing het ‘Reglement Controleorgaan’, bijlage 5 bij de cao Fondsen. Voor de in het geding van belang zijnde periode betreft het de versie onder de naam ‘Controlereglement’ (verder: CR), zoals die was gewijzigd bij besluit van 8 september 2017.
Artikel 2, lid 2 CR luidt als volgt:
“De werkgever is verplicht te allen tijde medewerking te verlenen aan de controles. De werkgever is verplicht zijn volledige en voortvarende medewerking te verlenen aan onderzoek door SFPB gericht op naleving van de cao’s. Binnen een door SFPB gestelde termijn dient de gevraagde informatie door de werkgever aan SFPB ter beschikking te worden gesteld.”
Met betrekking tot de gegevensverstrekking bepaalt artikel 4 CR het navolgende:
“1. Het aantonen dat de cao’s getrouwelijk worden nageleefd moet ondermeer blijken uit de door of namens werkgever gevoerde inzichtelijke en deugdelijke loon- en arbeidstijdenadministratie. Bij aanvang van de controle moeten onderstaande stukken volledig en sluitend klaarliggen:
(…)
h. de registratie gewerkte diensten en diensttijden per loonperiode (roosters) inclusief (alle) wijzigingen op de roosters;
i. de registratie gewerkte uren per loonperiode;
(…)
k. overzicht van werknemers die gewerkt hebben op een feestdag;
(…)
m. registratie compensatieoverwerk o.b.v. artikel 46 cao (…);
n. verlofdagenregistratie o.b.v. artikel 65.9 cao (…);
(…)”
Artikel 100 cao BP bepaalt dat de werkgever die opzettelijk de cao niet, niet juist of niet volledig naleeft aan de vakbonden de kosten moet vergoeden die deze redelijkerwijs maken om de juiste en volledige naleving van de cao te bewerkstelligen, voor zover de reden daarvan niet is gelegen in interpretatieverschillen van de cao. Bij artikel 7, lid 1 CR is het instellen van vorderingen als bedoeld in de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst met inachtneming van artikel 8 CR opgedragen aan SFPB, voor zover het betreft de vorderingen te zake van de schade die zij zelf lijdt.
Op het niet verstrekken van gegevens waar SFPB om heeft verzocht of op het verstrekken van onjuiste gegevens is in het CR een sanctie gesteld. De artikelen 7 en 9 CR, voor zover relevant, bepalen het navolgende:
“Artikel 7 Ingebrekestelling en schadevergoeding
1. (…)
2. Indien een werkgever na ingebrekestelling door of namens SFPB gedurende ten minste 14 dagen nalatig blijft de vanwege SFPB verzochte gegevens met betrekking tot de wijze waarop hij de cao naleeft te verstrekken, dan wel onjuiste gegevens verstrekt, is hij verplicht door dat enkele feit aan SFPB een forfaitaire schadevergoeding te betalen. (…)
(…)
4. De ingebrekestelling overeenkomstig de leden 2 en 3 gebeurt schriftelijk, waarbij zowel de gronden als de omvang van de forfaitaire schadevergoeding worden vermeld.
5. SFPB handelt bij de toepassing van de leden 2 en 3, de vaststelling van de schadevergoeding daaronder begrepen, overeenkomstig het in artikel 9 gestelde.
Artikel 9 Forfaitaire schadevergoeding
1. De forfaitaire schadevergoeding genoemd in artikel 7 lid 2 bedraagt 1% van de loonsom van het premiejaar met een minimum van € 1.500.
2. Elke week dat de onderneming in gebreke blijft, loopt de schadevergoeding op met het bepaalde in lid 1.
3. (…)
4. De schadevergoeding dient ter dekking van de kosten die SFPB maakt en de te dezer zake verkregen middelen worden toegevoegd aan de geldmiddelen van SFPB (…) tot dekking van de kosten die SFPB moet maken als gevolg van haar toezichthoudende taak ten aanzien van de wijze waarop de cao wordt nageleefd. SFPB hoeft niet aan te tonen dat zij de schade in de omvang als door haar gevorderd ook daadwerkelijk heeft geleden.”
i. Bij e-mail van 19 mei 2020 14:56 uur schrijft mr. Heijlaerts namens SFPB aan mr. Snelder onder meer het navolgende:
“Uit het cao onderzoek is gebleken dat de maximale diensttijd van 10 uur is overschreden wat alleen is toegestaan bij overwerk in onvoorziene omstandigheden, waarmee vaststaat dat de verschuivingstoeslag van toepassing is.
Aangezien partijen het daarnaast niet eens worden over de interpretatie van artikel 64, lid 5 cao en de waarde van een vakantiedag is een procedure onvermijdelijk geworden in het kader waarvan een concept dagvaarding is ingevoegd.
In mijn laatste brief abusievelijk gevraagd om de gepubliceerde roosters en wijzigingen daarop over de gehele controleperiode in plaats van de periode na 4 mei 2019 zodat uw cliënte nogmaals wordt gesommeerd, onder gelijktijdige in gebreke stelling ombinnen 14 dagende volgende stukken aan te leveren op straffe van verbeurte van een forfaitaire schadevergoeding overeenkomstig artikel 7 van het controlereglement:
Gepubliceerde roosters en de wijzigingen daarop in de periode van 4 mei 2019 tot en met periode 10 van 2019, vergezeld van een berekening, loonspecificaties en betalingsbewijzen van de nabetaling voor zover de verschuivingstoeslag (na 4 mei 2019) niet is toegekend;
Stukken waarmee ervaringsjaren in de beveiligingsbranche van de werknemers inzichtelijk worden gemaakt en bewijsstukken waaruit blijkt dat het extra verlof vanaf 4 mei 2019 alsnog is toegekend;
Berekening, loonspecificaties en betalingsbewijzen van de correctie van de vakantiedagen (percentage) over de verschuldigde ORT vanaf 4 mei 2019”
SFPB heeft op haar website een verwijzing gepubliceerd naar een tussen haar en [geïntimeerde] gewezen vonnis van de kantonrechter van 17 mei 2017, waarbij het dictum van dit vonnis is aangehaald. Via een link wordt op de site toegang verschaft tot de integrale tekst van het vonnis.
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert SFPB in conventie als staat te lezen in het petitum onder de akte vermeerdering van eis van 11 januari 2021. Gelet op de wijziging van eis in hoger beroep volstaat het hof met een verwijzing naar dat petitum. Aan deze vordering heeft SFPB, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] gehouden is om SFPB op grond van haar controletaak de door haar gewenste gegevens te verstrekken. Ondanks ingebrekestelling heeft [geïntimeerde] dat niet, althans niet in voldoende mate, gedaan. Om die reden is [geïntimeerde] een forfaitaire schadevergoeding verschuldigd geworden.
3.2.2.[geïntimeerde] heeft in conventie gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen. [geïntimeerde] heeft in reconventie gevorderd dat SFPB zal worden veroordeeld om een vonnis van 17 mei 2017 alsmede de samenvatting daarvan, althans de samenvatting, binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis van de website van SFPB te verwijderen en verwijderd te houden op straffe van een dwangsom van € 1.000,= voor elke dag dat SFPB hieraan niet voldoet.
3.2.3.SFPB heeft in reconventie gemotiveerd verweer gevoerd. Ook daar zal het hof zo nodig bij de beoordeling nader op terugkomen.
3.2.4.In het in dit hoger beroep bestreden vonnis van 31 maart 2021 heeft de kantonrechter in conventie [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van € 1.772,25 met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding.
Aan deze beslissingen heeft de kantonrechter – zakelijk samengevat – ten grondslag gelegd dat vaststaat dat [geïntimeerde] de cao PB op het punt van de verschuivingstoeslag overtreedt en dat zij SFPB onvoldoende in staat stelt om de cao-controle uit te voeren (r.o. 3.5.4). Ook blijft [geïntimeerde] volgens de kantonrechter in gebreke voor wat betreft het inzichtelijk maken van de ervaringsjaren van haar medewerkers (r.o. 3.5.5). Ten aanzien van de onregelmatigheidstoeslag (ORT) heeft de kantonrechter geoordeeld dat voldoende vaststaat dat [geïntimeerde] de regeling voor ORT op andere dagen dan feestdagen overtreedt (r.o. 3.5.10). Na ingebrekestelling is [geïntimeerde] aan SFPB volgens de kantonrechter de forfaitaire schadevergoeding verschuldigd geworden. De kantonrechter stelt die vast op € 1.500,= en verwerpt het standpunt van SFPB dat dit een vergoeding per week betreft (r.o. 3.5.11). De kantonrechter wijst voorts een bedrag toe van € 272,25 inclusief btw als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (3.5.13). De vordering om [geïntimeerde] te veroordelen tot nakoming van de cao PB en de cao Fondsen heeft de kantonrechter afgewezen, omdat [geïntimeerde] de gevraagde stukken met betrekking tot het verleden volgens eigen zeggen niet meer kan overleggen, en omdat SFPB geen belang meer heeft bij nakoming in de toekomst, want [geïntimeerde] heeft onweersproken aangevoerd dat zij niet meer onder de cao PB valt (r.o. 3.5.12).
3.2.5.In reconventie heeft de kantonrechter de vorderingen van [geïntimeerde] afgewezen en ook in dat deel van het geding [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Publicatie van het vonnis is volgens de kantonrechter niet onrechtmatig, net zo min als de publicatie van de samenvatting daarvan (r.o. 3.10).
3.3.1.SFPB heeft in principaal hoger beroep drie grieven aangevoerd en haar eis gewijzigd. De grieven hebben betrekking op de omvang van de gevorderde forfaitaire schadevergoeding (grief 1), de omvang van de buitengerechtelijke kosten (grief 2) en de vordering tot nakoming van de cao’s PB en Fondsen (grief 3). SFPB heeft onder I. geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en vordert na wijziging van eis verder in hoger beroep dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad:
II. [geïntimeerde] zal veroordelen tot naleving van de cao Particuliere Beveiliging en de cao SFPB indien en voor zover deze algemeen verbindend zijn verklaard, en meer precies tot het uitvoeren van de opgelegde looncorrecties in de periode 4 mei 2019 tot loonperiode 10-2019, tegen behoorlijke onderbouwing met een berekening, loonspecificaties en betalingsbewijzen als volgt:
de verschuivingstoeslag: te bepalen op 20% van de uren die de diensttijd van 10 uur overschrijden, vermeerderd met 5% van hetgeen is verloond in de periode vanaf 4 mei 2019;
vakantiedagen: bij de bepaling van het extra verlof gekoppeld aan de opgebouwde ervaring dient te worden uitgegaan van de data van de behaalde diploma’s overeenkomstig het overzicht van SFPB dat als productie 18 is overgelegd;
waarde vakantiedag: het toegekende verlof zijnde het vakantiedagenpercentage (9,24%, 9,62% of 10% corresponderend met respectievelijk 24, 25 of 26 vakantiedagen) x aantal verloonde uren x uurloon vermeerderd met de gemiddelde ORT per uur in 2019;
alles op straffe van en dwangsom van € 500,= voor elke dag dat zij daarmee vanaf twee weken na betekening van dit arrest in gebreke is;
III. [geïntimeerde] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan SFPB te voldoen de somma van € 46.500,= (zegge: zesenveertigduizend vijfhonderd euro) als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. [geïntimeerde] zal veroordelen in de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 695,75 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening
V. [geïntimeerde] zal veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties.
3.3.2.In incidenteel hoger beroep heeft [geïntimeerde] zes grieven aangevoerd. Grief I heeft betrekking op de kwestie van de verschuivingstoeslag. Grief II ziet op de kwestie van de extra vakantiedagen. Met grief III vecht [geïntimeerde] het oordeel van de kantonrechter over de ORT op andere dagen dan feestdagen aan. Grief IV is gericht tegen de beslissing om een forfaitaire schadevergoeding toe te wijzen. Grief V heeft betrekking op de beslissingen ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. Grief VI, ten slotte, is gericht tegen de beslissing in reconventie en de daaraan ten grondslag gelegde motivering. [geïntimeerde] concludeert tot vernietiging van het in hoger beroep bestreden vonnis, afwijzing van de vorderingen van SFPB in conventie en toewijzing van haar vordering in reconventie, met veroordeling van SFPB in de kosten van beide instanties. Bij wijze van wijziging/aanvulling van eis heeft [geïntimeerde] subsidiair gevorderd dat SFPB het vonnis van 17 mei 2017 en de samenvatting daarvan binnen drie dagen na betekening van dit arrest zal anonimiseren, op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,= voor elke dag dat SFPB hier niet aan voldoet.
3.3.3.Partijen hebben over en weer geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijzigingen in hoger beroep. Het hof ziet ook geen aanleiding de eiswijzigingen ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Recht zal worden gedaan op de gewijzigde eis.