Uitspraak
s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 8356545 \ CV EXPL 20-1173)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
“(…)
“(…)
onjuist invullen van één vraag op een website die [geïntimeerde] in redelijkheid niet zo heeft begrepen of zo heeft moeten begrijpen.” (mva 55), maar dat argument stuit af op het feit dat [geïntimeerde] NN opzettelijk heeft misleid, als hiervoor is komen vast te staan. [geïntimeerde] wijst erop dat hij jegens NN ruim twee jaren aan alle (overige) verplichtingen heeft voldaan, maar dat kan daaraan niet afdoen. Zonder nadere ontbrekende toelichting valt ook niet in te zien waarom NN er geen belang bij zou hebben in een zaak als de onderhavige, waarin sprake is van verzekeringsfraude, geen schade te hoeven uitkeren. Dat een en ander betekent dat [geïntimeerde] als particulier opdraait voor de gehele schade heeft hij aan zichzelf te wijten en vormt geen omstandigheid die een beroep op art. 6:248 lid 2 BW kan dragen. Mede gezien de aard en strekking van de hier geschonden verplichting moet aan een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid hoge eisen worden gesteld; daaraan is hier niet voldaan.