ECLI:NL:GHSHE:2022:4167

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
200.306.914_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens verval aanhangigheid na inschrijvingsherstelexploten

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van Dexia Nederland B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Dexia was in hoger beroep gekomen van een vonnis van 3 juni 2020, maar werd niet-ontvankelijk verklaard. De procedure in hoger beroep was gestart met een exploot van dagvaarding op 2 september 2020, maar Dexia heeft verzuimd om tijdig een herstelexploot in te dienen. De afnemer, die als geïntimeerde optrad, stelde dat Dexia niet-ontvankelijk moest worden verklaard omdat zij niet tijdig in hoger beroep was gekomen. Het hof oordeelde dat Dexia inderdaad niet-ontvankelijk was, omdat de aanhangigheid van de zaak was vervallen door het niet tijdig inschrijven van het herstelexploot. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van een geldig inschrijvingsherstelexploot en dat de afnemer niet had ingestemd met een wijziging van de oorspronkelijk aangezegde rechtsdag. Dexia werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die op € 3.680,-- werden vastgesteld, met bijkomende nakosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.306.914/01
arrest van 6 december 2022
in de zaak van
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
hierna aan te duiden als: Dexia,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als: de afnemer,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Rotterdam,
op het bij exploot van dagvaarding van 2 september 2020, hersteld bij exploten van
20 januari 2021 en 1 februari 2021, ingeleide hoger beroep van het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 3 juni 2020, gewezen tussen Dexia als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie en de afnemer als eiser in conventie, verweerder in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 7240254 CV EXPL 18-4395)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het herstelexploot van 20 januari 2021;
  • het herstelexploot van 1 februari 2022;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord met producties;
  • de akte uitlating jurisprudentie van de afnemer;
  • de akte van Dexia;
  • de antwoordakte van de afnemer;
  • de antwoordakte van Dexia;
  • de schriftelijke toelichting/het schriftelijk pleidooi met productie van Dexia;
  • de schriftelijke toelichting/het schriftelijk pleidooi van de afnemer.
De advocaat van de afnemer heeft aangevoerd dat hij de schriftelijke toelichting/pleitnota van Dexia pas op 14 oktober 2022 heeft ontvangen, en dus niet uiterlijk twee weken voor de roldatum van 25 oktober 2022 waarop de toelichting/pleitnota moest worden overgelegd. Dit wordt door Dexia niet betwist. Daarmee heeft Dexia inderdaad in strijd gehandeld met wat voor de gang van zaken bij een schriftelijk pleidooi/toelichting in het procesreglement is bepaald. Nu de afnemer niet stelt daardoor te zijn benadeeld, bij het opstellen van diens beknopte reactie op Dexia’s pleidooi/toelichting of anderszins, betekent deze overtreding van Dexia naar het oordeel van het hof niet, zoals de afnemer bepleit, dat het recht op het overleggen van de pleitnota/toelichting, althans de eerste termijn daarvan, voor Dexia is vervallen. Toelating van de pleitnota/toelichting is, gelet op het voorgaande, niet in strijd met de goede procesorde.
Het hof heeft een datum bepaald voor arrest. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In de memorie van antwoord stelt de afnemer zich primair op het standpunt dat Dexia niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat zij niet tijdig in hoger beroep is gekomen. Dexia is van mening dat zij wel ontvankelijk is in haar hoger beroep omdat de afnemer in de procedure is verschenen, heeft voortgeprocedeerd en niet onredelijk in zijn belangen is geschaad.
3.2.
Bij de beoordeling van het primaire verweer van de afnemer gaat het hof uit van de volgende feiten.
a. a) Bij exploot van dagvaarding van 2 september 2020 is Dexia in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 3 juni 2020. De afnemer is in dat exploot gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van dit hof op 12 januari 2021. Deze appeldagvaarding is op de aangezegde roldatum niet aangebracht.
b) Op 20 januari 2021 heeft Dexia een herstelexploot laten uitbrengen waarbij de afnemer is opgeroepen alsnog te verschijnen ter terechtzitting van dit hof op 18 januari 2022 in het geding dat aanhangig is gemaakt bij dagvaarding van 2 september 2020. Dit inschrijvingsherstelexploot is niet bij het hof aangebracht.
c) Op 1 februari 2022 heeft Dexia nog een inschrijvingsherstelexploot aan de afnemer laten uitbrengen. Op basis van het laatste exploot heeft Dexia de zaak op de rol van 22 februari 2022 aangebracht. De afnemer is op die roldatum verschenen.
3.3.
Artikel 125 lid 1 Rv bepaalt dat het geding aanhangig is vanaf de dag der dagvaarding. Volgens het vijfde lid van dit artikel vervalt de aanhangigheid als het exploot van dagvaarding niet uiterlijk op het in het tweede lid vermelde tijdstip is ingediend, tenzij binnen twee weken na de in de dagvaarding vermelde roldatum een geldig (inschrijvings-) herstelexploot is uitgebracht.
3.4.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan als herstelexploot in de zin van artikel 125 lid 5 Rv slechts gelden een exploot dat – onder handhaving van het oorspronkelijke exploot en met inachtneming van de termijn van dagvaarding – aan geïntimeerde een nieuwe rechtsdag aanzegt en dat daadwerkelijk wordt gevolgd door inschrijving op de rol van die nieuwe rechtsdag (vgl. HR 17 september 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1063, HR 22 december 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1934 en HR 10 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:927).
Aangezien Dexia heeft verzuimd de zaak na het (tijdige) uitbrengen van het eerste herstelexploot van 20 januari 2021 alsnog uiterlijk op 17 januari 2022 te laten inschrijven op de rol van de aangezegde rechtsdag, 18 januari 2022, is van een geldig inschrijvingsherstelexploot geen sprake en is de aanhangigheid van de zaak alsnog vervallen.
3.5.
Het verzuim om de zaak tijdig op de rol van 18 januari 2022 te laten inschrijven kon niet meer worden hersteld door het daarna op de voet van artikel 125 lid 5 Rv uitgebrachte inschrijvingsherstelexploot van 1 februari 2022. Zo’n exploot heeft geen rechtsgevolg en leidt tot niet-ontvankelijkheid, tenzij de wederpartij met het wijzigen van de oorspronkelijk aangezegde rechtsdag heeft ingestemd. Van (al dan niet stilzwijgende) toestemming van de afnemer om de zaak alsnog op de rol te plaatsen, waardoor verval van aanhangigheid had kunnen worden voorkomen, is niet gebleken. Uit het gegeven dat de afnemer in de procedure is verschenen en proceshandelingen heeft verricht kan deze instemming niet worden afgeleid omdat de afnemer zich in zijn eerste processtuk direct op het standpunt heeft gesteld dat Dexia niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Conclusie en proceskosten
3.6.
Uit het voorgaande volgt dat Dexia niet-ontvankelijk is in het door haar ingestelde hoger beroep.
3.7.
Dexia is aan te merken als de in het ongelijk gestelde partij en dient daarom in hoger beroep te worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten aan de zijde van de afnemer worden als volgt begroot:
– griffierecht € 338,--
– salaris advocaat (3 punten x tarief II € 1.114,-)
€ 3.342,--
totaal € 3.680,--
De nakosten worden begroot in het dictum. De gevorderde wettelijke rente over de proces- en nakosten zal worden toegewezen op de wijze als in het dictum bepaald.

4.De uitspraak

Het hof:
verklaart Dexia niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep;
veroordeelt Dexia in de proceskosten van het hoger beroep, en stelt die kosten tot op heden aan de zijde van de afnemer vast op € 3.680,-- en wat betreft de nakosten op € 163,-- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 248,-- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en
bepaalt dat het bedrag van € 3.680,-- binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak en het bedrag van € 163,-- binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak dan wel het bedrag van € 248,-- vermeerderd met explootkosten binnen veertien dagen na de dag van betekening moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.M. Arnoldus-Smit, J.J. Verhoeven en S.C.H. Molin en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 december 2022.
griffier rolraadsheer