ECLI:NL:GHSHE:2022:4098

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
200.316.288_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak; niet-ontvankelijkheid van verzoeker

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van rechters in een strafzaak. Verzoeker, die in hoger beroep was, diende op 15 september 2022 een wrakingsverzoek in tegen de raadsheren die zijn strafzaak op 24 juni 2022 hadden behandeld. Het hof oordeelde dat het verzoek niet kon worden aangemerkt als een wrakingsverzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, omdat het verzoek niet was gemotiveerd met feiten of omstandigheden die de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar zouden kunnen brengen. Bovendien was het verzoek niet tijdig ingediend, aangezien het gericht was tegen rechters die al eerder in de zaak hadden geoordeeld. De wrakingskamer verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek en bepaalde dat de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de meervoudige kamer, bijgestaan door de griffier.

Uitspraak

Wrakingskamer
Zaaknummer : [nummer]
Wrakingsnr. : Wr 378-27-2022
Uitspraak : 20 oktober 2022
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van een wrakingsverzoek van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gegeven op het schriftelijke verzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), ingekomen ter griffie van het hof op 15 september 2022, in de zaak met parketnummer [nummer], in hoger beroep aanhangig bij de meervoudige strafkamer van dit gerechtshof, ingediend namens:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
volgens opgave thans verblijvende te [adres] , [plaats] .
hierna te noemen: ‘verzoeker’,
strekkende tot wraking van - naar het hof begrijpt - mr. W.E.C.A. Valkenburg, mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. B.F.M. Klappe, respectievelijk voorzitter en leden van de meervoudige strafkamer van dit gerechtshof, hierna ook wel gezamenlijk genoemd: ‘de raadsheren’.

1.Procesverloop

1.1.
Het hof heeft ter terechtzittingen van 27 augustus 2021 en 24 juni 2022 de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaak onder parketnummer [nummer] behandeld. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 24 juni 2022 is door het hof geconstateerd dat geen afschrift van de oproeping naar het door verzoeker opgegeven adres was verstuurd. Het onderzoek ter terechtzitting is vervolgens voor onbepaalde tijd geschorst.
1.2.
Verzoeker is opgeroepen om op 25 oktober 2022 te 13.30 uur ter terechtzitting van het hof te verschijnen teneinde tegenwoordig te zijn bij de nadere behandeling van de strafzaak.
1.3.
Verzoeker heeft per e-mailbericht van 15 september 2022 het onderhavige verzoek tot wraking ingediend.
1.4.
De raadsheren hebben allen schriftelijk verklaard niet in de wraking te berusten. Zij hebben tevens aangegeven niet ter zitting van de wrakingskamer te zullen verschijnen.
1.5.
Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven niet schriftelijk te zullen reageren op het wrakingsverzoek en evenmin ter zitting van de wrakingskamer te zullen verschijnen.
1.6.
De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek ter openbare zitting van 17 oktober 2022 behandeld. Daarbij is verzoeker verschenen.
1.7.
De wrakingskamer heeft de behandeling aan het einde van de zitting gesloten en medegedeeld dat vóór 25 oktober 2022 op het wrakingsverzoek zal worden beslist.

2.Ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek

2.1.
Op grond van artikel 512 Sv kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
Ingevolge artikel 513, lid 2, Sv moet een wrakingsverzoek worden gemotiveerd. Dit houdt in dat het verzoek de feiten of omstandigheden dient te vermelden waardoor volgens de verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Een verzoek voldoet niet aan de motiveringseis als iedere motivering ontbreekt. Daarvan is slechts sprake als ondubbelzinnig kan worden vastgesteld dat in het verzoek geen enkel feit en geen enkele omstandigheid is vermeld waaruit kan volgen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de desbetreffende rechter schade kan lijden of dat daarvoor een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat. Een dergelijk verzoek kan niet worden aangemerkt als een wrakingsverzoek in de zin van artikel 512 Sv. [1]
2.3.
De kern van het wrakingsverzoek van verzoeker houdt in dat de rechters die zijn zaak behandelen dan wel hebben behandeld hebben miskend dat verzoeker een vrij mens is. Een vrij mens mag volgens verzoeker niet als burger berecht worden. Verder heeft verzoeker betoogd dat hij vrijgesproken moet worden, aangezien er geen feitelijk bewijs tegen hem is.
2.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat hetgeen verzoeker in het wrakingsverzoek van 15 september 2022 heeft aangevoerd, mede gelet op hetgeen hij tijdens het onderzoek ter zitting van de wrakingskamer van 17 oktober 2022 naar voren heeft gebracht, geen feiten en omstandigheden bevatten die zouden kunnen meebrengen dat de rechterlijke onpartijdigheid bij de behandeling van het hoger beroep schade zou kunnen lijden. Het onderhavige verzoek voldoet daarmee niet aan de eis dat het verzoek tot wraking is gemotiveerd en kan dus niet worden aangemerkt als wrakingsverzoek in de zin van artikel 512 Sv. Om die reden zal de wrakingskamer verzoeker niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek.
2.5.
De wrakingskamer overweegt ten overvloede dat voor zover het wrakingsverzoek is gericht tegen de raadsheren die zijn strafzaak op de terechtzitting van 24 juni 2022 hebben behandeld, het verzoek tot wraking te laat is. Immers, ingevolge artikel 513, lid 1, Sv moet het verzoek worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden die aanleiding voor de wraking zijn, aan de verzoeker bekend zijn geworden.
2.6.
Tot slot merkt de wrakingskamer op dat de vraag of verzoeker dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem in de strafzaak ten laste is gelegd niet ter beantwoording voorligt aan de wrakingskamer, maar aan de strafkamer die zijn zaak behandelt.
BESLISSING
Het hof:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek;
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, het Openbaar Ministerie en de raadsheren wier wraking was verzocht.
Aldus gegeven te ’s-Hertogenbosch op 20 oktober 2022 door mr. J.W. van Rijkom, voorzitter, mr. A.C. Bosch en mr. J.M. van der Vegt, leden, bijgestaan door mr. A.S. van Middelkoop, griffier.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770, rov. 4.4 en Hoge Raad 11 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:213, rov. 2.3 en 2.4.