Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- [appellant], bijgestaan door mr. Rachid;
- de heer [beschermingsbewindvoerder], hierna te noemen: de beschermingsbewindvoerder.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van [appellant] voor toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank Oost-Brabant had eerder op 1 september 2022 het verzoek van [appellant] afgewezen, waarbij hij niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek. Het hof verwijst naar de eerdere uitspraak en de feiten van de zaak. Bij de mondelinge behandeling op 9 november 2022 is [appellant] gehoord, bijgestaan door zijn advocaat mr. N. Rachid, evenals de beschermingsbewindvoerder. Het hof heeft vastgesteld dat er een bewind is ingesteld over de goederen van [appellant] en dat hij geen minnelijk traject heeft doorlopen voordat hij zijn verzoek indiende. Dit is in strijd met de vereisten van artikel 285 lid 1 sub f Fw, dat voorschrijft dat de schuldenaar een poging moet doen om een buitengerechtelijke schuldregeling aan te bieden aan zijn schuldeisers. Het hof concludeert dat [appellant] niet in zijn verzoek kan worden ontvangen, omdat hij niet heeft aangetoond dat er geen reële mogelijkheden waren voor een buitengerechtelijke regeling. Bovendien heeft het hof opgemerkt dat zelfs als er een adequaat minnelijk traject was doorlopen, de aard van de schuldenlast van [appellant] een toelating tot de schuldsaneringsregeling zou hebben belemmerd. De schulden aan het CJIB en andere schulden zijn niet te goeder trouw ontstaan. Het hof heeft ook opgemerkt dat [appellant] kampt met psychische problemen, maar niet heeft aangetoond dat deze problemen beheersbaar zijn. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst het verzoek van [appellant] af.