ECLI:NL:GHSHE:2022:3944

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
20-000417-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldwitwassen en de rechtmatigheid van verkeerscontroles in het kader van strafrechtelijke vervolging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, dat op 15 februari 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1996 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was aangeklaagd voor schuldwitwassen van een geldbedrag van € 100.005 en tien iPhones. Het hof heeft de rechtmatigheid van de verkeerscontrole door de verbalisanten beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de controle op de naleving van de Wegenverkeerswet 1994 rechtmatig was uitgevoerd. De verdediging had bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig was, maar sprak hem vrij van het witwassen van de iPhones, omdat niet kon worden vastgesteld dat deze een criminele herkomst hadden. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een gevangenisstraf van twee maanden op, met verbeurdverklaring van het geldbedrag en andere in beslag genomen voorwerpen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000417-22
Uitspraak : 19 oktober 2022
VERSTEK (DNIP)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 15 februari 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-270089-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen voor het primair tenlastegelegde en hem een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, zal opleggen. Ten aanzien van het beslag heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende zal gelasten van de telefoons, de personenauto zal onttrekken aan het verkeer en de overige in beslag genomen goederen verbeurd zal verklaren.
Namens verdachte is primair bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman van de verdachte vrijspraak bepleit voor het primair tenlastegelegde en zich ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voorts heeft de verdediging een straftoemetingsverweer gevoerd en tot slot heeft de verdediging zich ten aanzien van het beslag aangesloten bij het standpunt van de advocaat-generaal.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het Openbaar Ministerie in de strafvervolging van verdachte niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard, omdat sprake is van schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde. Volgens de verdediging hebben de verbalisanten hun controlebevoegdheden van de Wegenverkeerswet 1994 enkel aangewend ten behoeve van opsporingsactiviteiten.
De advocaat-generaal heeft betoogd dat de verbalisanten op een rechtmatige wijze hebben gehandeld. Verbalisanten mogen bij controlebevoegdheden een dubbel doel hebben, zolang deze controlebevoegdheid mede is uitgeoefend ter controle van de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde voorschriften.
Het hof is van oordeel dat zolang een dergelijke controlebevoegdheid, uitgevoerd door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, mede is uitgeoefend ter controle van de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde voorschriften als bedoeld in het eerste en het vierde lid van artikel 160 Wegenverkeerswet 1994, die uitoefening derhalve in beginsel rechtmatig is, ook indien die bevoegdheid daarnaast het verrichten van opsporingshandelingen mogelijk maakt waarop deze bepalingen niet zien. Die omstandigheid brengt immers nog niet mee dat de controlebevoegdheid uitsluitend is gebruikt voor een ander doel – te weten: voor het verrichten van opsporingshandelingen - dan waarvoor deze is verleend. Voorts geldt dat het bestaan van een redelijk vermoeden dat iemand zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit niet in de weg staat aan het uitoefenen van deze controlebevoegdheden door opsporingsambtenaren, mits bij aanwending van die bevoegdheden tegenover een verdachte de aan deze als zodanig toekomende waarborgen in acht worden genomen (vgl. HR 21 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY9670, NJ 2006/653).
In onderhavige zaak kregen de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 7 maart 2021 telefonisch het verzoek van een collega om uit te kijken naar een personenauto en deze te controleren. Dit voertuig betrof een Smart Forfour, kleur zwart, voorzien van het Luxemburgs kenteken: [kenteken] . Dit voertuig zou vermoedelijk onderweg zijn over de rijksweg A2, komende uit de richting van Eindhoven, gaande in de richting van het zuiden. De verbalisanten hebben een statische positie ingenomen op de A2 rechts, ter hoogte van Maasbracht. Op 7 maart 2021, omstreeks 20.10 uur, zagen zij dat het voertuig hen passeerde.
Ter controle op de naleving bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde
voorschriften stelden zij een onderzoek in.
[verbalisant 2] gaf de bestuurder van het genoemde voertuig een volgteken middels de
zogenaamde politiestoptransparant.
Zij zagen dat de bestuurder zijn voertuig tot stilstand bracht op het tankstation
" [tankstation] " gelegen op de A2 links.
[verbalisant 1] vroeg in de Engelse taal aan de bestuurder (de latere verdachte) van het voertuig een rijbewijs en kentekenbewijs. [verbalisant 1] heeft vervolgens de collega teruggebeld en aangegeven dat zij het voertuig staande hadden gehouden. De collega gaf aan dat hij nagenoeg ter plaatse was. Op het moment dat de collega's bij de controle waren aangesloten hebben zij het voertuig doorzocht op grond van artikel 96b van het wetboek van strafvordering.
Het hof stelt vast dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , desgevraagd, een controle op de naleving bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 hebben ingesteld door de bestuurder van de betreffende Smart staande te houden en hem naar zijn rijbewijs en kentekenbewijs te vragen. Vervolgens hebben collega’s het voertuig doorzocht op grond van artikel 96b van het Wetboek van strafvordering. Gelet op het hiervoor overwogene acht het hof deze verkeerscontrole rechtmatig. Dat er op het moment van de controle reeds een verdenking bestond van een strafbaar feit en het voertuig aansluitend aan de verkeerscontrole is doorzocht doen aan de rechtmatigheid ervan niet af. Niet gebleken is dat de aan verdachte toekomende waarborgen bij de uitoefening van de controlebevoegdheden niet zijn nageleefd.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 7 maart 2021, te Born, gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, (van) een geldbedrag van 100.005 euro en/of tien telefoons (iPhones)
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den),
terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 maart 2021, te Born, gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, (van) een geldbedrag van 100.005 euro en/of tien telefoons (iPhones)
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den),
terwijl hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële vrijspraak
Het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt, komt er – kort gezegd – op neer dat hij zich op 7 maart 2021 schuldig heeft gemaakt aan het (schuld)witwassen van een contant geldbedrag van € 100.005,- en een hoeveelheid iPhones (10 stuks).
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van de artikelen 420bis en 420quater, eerste lid, onder a/b van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf" niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf" kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring.
Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen (vgl. HR 18-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2352, r.o. 2.3.1.-2.4. en HR 9 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1137).
Het hof overweegt dat uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden naar voren komen.
Op 25 februari 2020 werd een voertuig, te weten een Smart, type Forfour, door politieambtenaren van de Landelijke Eenheid gecontroleerd. Bij die controle werd een professioneel verborgen ruimte aangetroffen onder de bijrijdersstoel. Deze verborgen ruimte was toen leeg. Tevens werd tijdens die controle een zogenoemde cryptotelefoon aangetroffen waarvan het ambtshalve bekend is dat deze veelal gebruikt worden in het criminele circuit. Het kenteken van bovengenoemd voertuig was destijds een Belgisch kenteken. Het voertuig heeft daarna meermaals een ander kenteken gekregen. Door de politieambtenaren werd het voertuig gemonitord in de voor politie toegankelijke systemen. Hieruit bleek dat de Smart inmiddels was voorzien van een Luxemburgs kenteken met het kenteken [kenteken] .
Het voertuig is op 22 juli 2020 voor de duur van één jaar in het referentiebestand van de politie geplaatst in verband met ondermijnende criminaliteit met als doel om dit voertuig te controleren.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte op 7 maart 2021 met voornoemde personenauto met kenteken [kenteken] over de A16 Nederland is ingereden. Uit de ANPR-gegevens (het hof begrijpt: automatische kentekenplaatherkenning) blijkt dat op zondag 7 maart 2021 om 16:46 uur het voertuig met kenteken [kenteken] over de Al6 links, ter hoogte van de grensovergang Nederland - België, Nederland ingereden kwam, en richting het noorden is gereden, vermoedelijk richting Amsterdam en kort daarna via Vianen weer terug is gereden richting de grens bij Maastricht. Het voertuig werd namelijk diezelfde dag om 19:06 uur op de A2 rechts ter hoogte van Vianen geregistreerd en om 19:54 uur op de A2 rechts, ter hoogte van Leende in de richting van Maastricht.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] blijkt het volgende. Gelet op de omstandigheden dat in deze auto eerder een (lege) professioneel ingebouwde verborgen ruimte is aangetroffen, de personenauto meermaals van kenteken is gewisseld en de personenauto kortdurend in Nederland aanwezig was, hebben verbalisanten de personenauto op grond van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering doorzocht en zagen onder de stuurkolom een zogenoemd reed-contact zitten. Dit betreft een elektronisch component waartegen een magneet gehouden kan worden om een schakeling te maken. Een van de verbalisanten ter plaatse startte de motor van de personenauto, zette de achterruitverwarming aan en hield een magneet tegen het reed-contact. Deze verbalisant hoorde vervolgens het geluid van een ontgrendeling onder de bijrijdersstoel vandaan komen. Hierdoor kon de verbalisant de bijrijdersstoel naar achter klappen. De bijrijdersstoel was namelijk voorzien van een scharnierwerking hetgeen niet gebruikelijk is. Onder de bijrijdersstoel bevond zich een afgeschermde ruimte. De afgeschermde ruimte is geen voorziening die standaard in dit voertuig aanwezig is of door de betreffende fabrikant wordt geleverd. Deze ruimte is dus achteraf ingebouwd (en wel op zeer professionele wijze). De wijze van inbouw (en hoge kwaliteit van afwerking) doet vermoeden dat deze ruimte geen ander doel dient dan het onttrekken aan het ambtelijk toezicht van voorwerpen die zich in deze afgeschermde ruimte zouden bevinden. Deze afgeschermde ruimte was zonder gedegen onderzoek, niet te ontdekken.
Door het naar achter klappen van de bijrijdersstoel werd door de verbalisant een achteraf aangebrachte bak aangetroffen die zich over de gehele breedte van de personenauto bevond. In deze bak trof de verbalisant een blauwkleurige Albert Heijn tas aan. In deze tas zat een kartonnen doos, alsmede een vierkant pak bevattende geldbiljetten. De geldbiljetten waren geseald door huishoudfolie. De verbalisant zag hierbij onder andere biljetten van 500 euro. De verbalisant had het vermoeden dat dit een zeer grote waarde betrof, naar zeer grove schatting enkele tienduizenden tot honderdduizenden euro. Tevens bleek op het politiebureau dat in de kartonnen doos een onbekende hoeveelheid iPhones zaten, allen voorzien van een beschermhoesje en bubbelfolie.
Het hof is, met de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen in onvoldoende mate kan worden vastgesteld dat de iPhones een criminele herkomst hebben, zodat de verdachte zal worden vrijgesproken van het witwassen van de iPhones.
Ten aanzien van het aangetroffen geldbedrag is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat dat uit enig misdrijf afkomstig is. Echter, uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan het hof niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de verdachte wist dat het geld van misdrijf afkomstig was. Zoals navolgend wordt aangegeven had hij dat echter wel redelijkerwijs moeten vermoeden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 maart 2021, in Nederland, (van) een geldbedrag van 100.005 euro de werkelijke aard, de herkomst en de vindplaats heeft verborgen en verhuld, terwijl hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Het hof stelt – gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen – ten aanzien van het aangetroffen geldbedrag vast dat het specifieke gronddelict waaruit het geld afkomstig zou zijn, onbekend is gebleven. Voor de beantwoording van de vraag of desondanks een vermoeden van witwassen bestaat, zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
De verdachte heeft bij de politie op 8 maart 2021 verklaard dat hij op 7 maart 2021 met een auto geleend van een vriend, genaamd Eka, waarvan hij de achternaam niet weet en evenmin hoe hij te bereiken is, naar Amsterdam is gereden en daar met een vriendin, genaamd Elsa, waarvan hij de achternaam niet weet, had afgesproken bij een tankstation waarvan hij zich niet meer kan herinneren welk tankstation. Hij is naar eigen zeggen een uurtje of twee in Amsterdam geweest. De verdachte zegt verder geen wetenschap te hebben gehad van het aangetroffen geldbedrag in de door hem geleende auto.
De verdachte heeft in zijn verklaring bij de politie geen concrete en verifieerbare informatie over de eigenaar van de geleende auto en zijn vriendin Elsa in Amsterdam gegeven. Bovendien komt zijn verklaring niet overeen met de informatie die blijkt uit de ANPR-gegevens. Uit deze gegevens kan immers worden afgeleid dat verdachte hooguit een kwartier in Amsterdam is geweest. Derhalve ontbreekt een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring waaruit een alternatieve (legale) herkomst blijkt en kon van het Openbaar Ministerie niet worden verlangd hiernaar onderzoek te doen.
Het hof is, met de politierechter en de advocaat-generaal, van oordeel dat een legale herkomst van het geld voldoende is uitgesloten en acht bewezen dat het geldbedrag afkomstig is van enig misdrijf. Daarbij heeft het hof tevens acht geslagen op de aanwezig zijnde witwasindicatoren zoals de wijze waarop het contante geldbedrag van € 100.005,00 werd vervoerd en de wijze waarop de coupures waren verpakt. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat het fysiek vervoer van grote bedragen in contanten een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich brengt en dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contact geld in doorgaans grote coupures, terwijl coupures van 100 euro, 200 euro en 500 euro in het normale Nederlandse betalingsverkeer maar zelden worden gebruikt. In dit onderzoek kwamen er 8 briefjes van 500 euro, 11 briefje van 200 euro en 42 briefjes van 100 euro naar voren.
Nu de verdachte als gebruiker van de auto op de hoogte wordt geacht te zijn van de goederen die zich in de auto bevinden, alsmede gelet op het feit dat de verklaring van de verdachte dat hij in Amsterdam een vriendin 2 uur heeft bezocht, gelet op de bevindingen van de politie, ongeloofwaardig moet worden geacht, komt het hof tot het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte minst genomen moest vermoeden dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Daarmee heeft de verdachte de werkelijke aard, de herkomst en de vindplaats verborgen en verhuld.
Concluderend acht het hof het subsidiair tenlastegelegde schuldwitwassen van het geldbedrag derhalve wettig en overtuigend bewezen
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:

schuldwitwassen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De raadsman van de verdachte heeft een strafmaatverweer gevoerd indien het hof tot een veroordeling mocht komen. De raadsman heeft het hof verzocht, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de straf te matigen en de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen van een geldbedrag van
€ 100.005,00. Door het handelen van verdachte is de criminele herkomst van het geldbedrag versluierd. Witwassen heeft een ontwrichtende werking op het economisch verkeer en is een ernstig feit.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 augustus 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk in Nederland is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof is namens de verdachte in dit verband naar voren gebracht dat hij op dit moment met zijn vrouw bij zijn vader en diens vriendin in Luxemburg woont.
Ingevolge de ten deze toepasselijke oriëntatiepunten straftoemeting inzake fraudedelicten is voor een fraudebedrag van tussen de € 70.000 en € 125.000 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geïndiceerd van tussen de 5 en 9 maanden. Het hof heeft bij deze oriëntatiepunten aansluiting gezocht.
Verdachte is een zogenaamde first offender en heeft zich aan een lichte vorm van witwassen, te weten schuldwitwassen, schuldig gemaakt. Het hof is van oordeel dat gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest, passend is.
Beslag
Verbeurdverklaring
Het onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van in totaal € 100.005,00, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot welke het subsidiair tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan en niet is kunnen worden vastgesteld aan wie het toebehoort.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een tas, een fust met kartonnen doos met onbekend aantal telefoons als inhoud, een fust met plastic om het geld heen en 48 stuks elastiekjes om het geld, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het subsidiair tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan en niet is kunnen worden vastgesteld aan wie het toebehoort.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Onttrekking aan het verkeer
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een personenauto met kenteken [kenteken] , merk: Smart, met behulp waarvan het subsidiair tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
In bewaringstelling ten behoeve van de rechthebbende.
Nu de rechthebbende van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven iPhones (10 stuks) niet is komen vast te staan, zal het hof ten aanzien van deze goederen de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is evenmin komen vast te staan aan wie het nog niet teruggegeven kledingstuk, zwart, merk: Dsquared, toebehoort. Gelet hierop zal het hof eveneens de bewaring hiervan gelasten ten behoeve van de rechthebbende.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36c en 420quater van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een geldbedrag van € 100.005,00 (Omschrijving: G1398822)
1. STK Tas (Omschrijving: G1398833)
1. STK Fust (Omschrijving: G1398834 (kartonnen doos met onbekend aantal telefoons als inhoud)
1. STK Fust (Omschrijving: G1399230 (plastic om het geld heen)
48 STK Bouwmateriaal (Omschrijving: G1399255 (elastiekjes om het geld)
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. STK Personenauto met kenteken [kenteken] (Omschrijving: G1398811, Zwart, merk: Smart).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK GSM (Omschrijving: G1399282, Grijs, merk: Iphone)
1. STK GSM (Omschrijving: G1399286, Roze, merk: Iphone)
1. STK GSM (Omschrijving: G1399290, Zwart, merk: Iphone)
1. STK GSM (Omschrijving: G1399296, Zwart, merk: Iphone)
1. STK GSM (Omschrijving: G1399298, Zwart, merk: Iphone)
1. STK GSM (Omschrijving: G1399302, Zwart, merk: Iphone)
1. STK GSM (Omschrijving: G1399305, Zwart, merk: Iphone)
1. STK GSM (Omschrijving: G1399308, Zwart, merk: Iphone)
1. STK GSM (Omschrijving: G1399310, Zwart, merk: Iphone)
1. STK GSM (Omschrijving: G1399312, Zwart, merk: Iphone)
1. STK Kleding (Omschrijving: G1398980, Zwart, merk: Dsquared)
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. G.M. Goes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. Koop, griffier,
en op 19 oktober 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. F.P.E. Wiemans, mr. G.M. Goes en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.