Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het arrest in incident (351 Rv) van 23 november 2021, waarbij de incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging is toegewezen;
- de brief van de advocaat van de vrouw d.d. 3 januari 2022;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 5 januari 2022;
- het H12-formulier van de advocaat van de man d.d. 3 februari 2022 met productie 7;
- het H12-formulier van de advocaat van de vrouw d.d. 4 februari 2022 met productie 8;
- het H12-formulier van de advocaat van de vrouw d.d. 10 juni 2022 met productie 9;
- de aangepaste inventarislijst van het procesdossier, overgelegd door de advocaat van de man d.d. 17 juni 2022;
- de mondelinge behandeling op 22 juni 2022, waarbij namens de vrouw pleitnotities zijn overgelegd.
6.De verdere beoordeling
“De echtgenoten verplichten zich over elk kalenderjaar hetgeen van hun netto-inkomen in de zin van artikel 5, onder aftrek van hetgeen daarvan is besteed voor de gemeenschappelijke huishouding, overblijft onderling te verrekenen in die zin, dat de ene echtgenoot een vordering verkrijgt op de andere echtgenoot ten bedrage van de helft van het aan diens zijde overblijvende als hiervoor bedoeld. Indien de echtgenoten over en weer een vordering op elkaar krijgen, kunnen zij de vorderingen door desbetreffende verklaringen verrekenen tot het bedrag van de kleinste vordering. Indien aan een echtgenoot langs andere weg iets ten goede komt of is gekomen van het overblijvende van het inkomen van de andere echtgenoot, wordt zijn vordering dienovereenkomst verminderd.”
manin conventie, samengevat:
vrouwheeft verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen. Zij heeft daarnaast een vordering in reconventie ingesteld. Zij vordert, samengevat, de termijn zoals die in de vaststellingsovereenkomst is bepaald te schrappen, op te rekken, op te schorten dan wel buiten werking te stellen totdat de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk definitief is geregeld, dan wel een andere in goede justitie te bepalen ordemaatregel te treffen.
voorzieningenrechterheeft de primaire vordering in conventie afgewezen. De subsidiaire vordering heeft hij gedeeltelijk toegewezen (met uitzondering van het gevorderde onder 2 sub f en onder 3) omdat kort gezegd, geen sprake is van onvoorziene omstandigheden en dwaling voorshands niet aannemelijk is. De voorzieningenrechter achtte het van belang dat beide partijen bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst werden bijgestaan door een (eigen) advocaat en de vrouw zich ook bewust is geweest van de mogelijkheid dat de man in het kader van de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk, nog zou stellen een vordering jegens de vrouw te hebben. Aan de veroordeling heeft hij een dwangsom verbonden. De vordering in reconventie is geheel afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd.
vrouwvordert in hoger beroep om bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de man alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in al zijn vorderingen, althans hem deze vorderingen alsnog te ontzeggen als zijnde ongegrond en onbewezen, met veroordeling van de man in de proceskosten op basis van het naast hogere tarief in beide instanties.
manconcludeert in het principaal hoger beroep tot afwijzing van de grieven van de vrouw met veroordeling van de vrouw in de proceskosten in beide instanties.
vrouwconcludeert in het in incidenteel hoger beroep tot niet-ontvankelijkverklaring van de man althans tot afwijzing van diens vorderingen in incidenteel hoger beroep met veroordeling van de man in de proceskosten “naar het naast hogere tarief”.
vrouwstelt onder grief 1 dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat het spoedeisend belang van de man genoegzaam voortvloeit uit de aard van de vordering, die neerkomt op nakoming door de vrouw van de afspraken in de tussen partijen op 19 december 2019 tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst.
manvoert verweer. De vrouw gaat er aan voorbij dat partijen een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten omtrent de woning te [plaats 1] en deze hebben laten opnemen in een proces-verbaal van zitting juist om nakoming te kunnen vragen van de afspraken. Dit staat los van andere financiële afspraken.
hofoverweegt als volgt.
vrouwkomt met de grieven 2 tot en met 10 op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat zij op basis van de vaststellingsovereenkomst van 19 december 2019 gehouden kan worden mee te werken aan de verkoop aan een derde van de woning van partijen te [plaats 1] . Daarnaast is ten onrechte voorbij gegaan aan haar beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid en is de subsidiaire vordering van de man gedeeltelijk toegewezen. Ter toelichting voert de vrouw het volgende aan.
met de onderhavige vaststellingsovereenkomst niet wordt beoogd om een allesomvattende regeling te treffen ter zake van alle geschilpunten die partijen verdeeld houden”, en
“vrij staat om de overige geschilpunten betreffende de verdeling/afwikkeling ook reeds tijdens de loopduur van deze vaststellingsovereenkomst aan de rechter voor te leggen”zijn op haar uitdrukkelijk verzoek in de vaststellingsovereenkomst opgenomen omdat zij vorderingen had op de man en daarmee de mogelijkheid wilde openhouden deze in de toekomst jegens de man te gelde te maken. Zij heeft recht op de helft van de overwaarde naast hetgeen zij verder in het kader van de volledige verdeling van de man te vorderen heeft (productie 6).
manvoert verweer.
hofoverweegt als volgt.
met de onderhavige vaststellingsovereenkomst niet wordt beoogd om een allesomvattende regeling te treffen ter zake van alle geschilpunten die partijen verdeeld houden”, en
“vrij staat om de overige geschilpunten betreffende de verdeling/afwikkeling ook reeds tijdens de loopduur van deze vaststellingsovereenkomst aan de rechter voor te leggen”) worden begrepen. Deze passages kunnen daarom ook geen betrekking hebben op het gepretendeerde vergoedingsrecht van de man.
manvordert om de vrouw in de kosten van de procedure te veroordelen. De vrouw meent zelf dat de afspraken in de vaststellingsovereenkomst moeten worden nagekomen. In geen van de procedures wordt vernietiging van de overeenkomst gevraagd. De vrouw weigert evenwel de afspraken na te komen. De vrouw maakt misbruik van recht door hierover te blijven procederen.
vrouwvoert verweer. De man blijft procederen en executeren op toevoegingsbasis, terwijl hij in feite nooit recht heeft gehad op gefinancierde rechtshulp. Dat hij de vrouw nu verwijt dat zij misbruik maakt van recht is onterecht. De man blijft doorgaan met het schenden van de artikelen 21 en 111 Rv en dat dient in de visie van de vrouw te leiden tot algehele afwijzing van de vorderingen van de man en tot veroordeling van de man in de proceskosten tegen het naast hogere tarief. De vrouw verwijst naar de jurisprudentie.
hofzal daarom met toepassing van art. 237 jo. art. 353 Rv (partijen zijn voormalige echtgenoten) de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten van het hoger beroep draagt.