Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/364184/ HA ZA 19-632)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord met producties;
- de akte van [appellante] ;
- de antwoordakte van [geïntimeerde] ;
- de mondelinge behandeling, waarbij partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd;
- de op voorhand door [appellante] toegezonden productie, die zij bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding heeft gebracht.
3.De beoordeling
Hierbij delen wij u mede de verpande inventaris vrij te geven, welke door [bedrijf] jegens ons als zekerheid is verstrekt, middels de 18 november 2013 getekende leningovereenkomst.” (prod. 9 cva).
a. de gehele voorraad goederen b. de gehele voorraad inventaris”. [bedrijf] verklaarde daarbij dat zij bevoegd was over deze zaken te beschikken, vrij van beperkte rechten, met uitzondering van de te stellen zekerheden ten gunste van ABN Amro (prod. 5 inl. dagv./prod 10 cva).
lening [geïntimeerde]” is vanaf een bankrekening waarvan niet betwist is dat deze van [appellante] is, op 28 september 2018 een spoedoverboeking van
op of omstreeks 1 oktober 2018” van [appellante] € 75.000,- als geldlening heeft ontvangen en dat partijen wensen deze overeenkomst en de bepalingen en bedingen waaronder de lening is verstrekt vast te leggen.
(..) Graag willen we zekerheid hebben voor het krediet van € 75.000,- welke beschikbaar is gesteld op 01-10-2018. Deze zekerheid willen wij, zoals reeds voorgesteld op 07-12-2018, via een uitbreiding van de hypothecaire inschrijving op de woning van [geïntimeerde].” (prod. 8 cva).
omstreeks oktober 2015” van [geïntimeerde] € 150.000,- ter leen had ontvangen en dat zij aan [geïntimeerde] een pandrecht verstrekt op haar tegenwoordige en toekomstige bedrijfs-en handelsvoorraden en inventaris (prod. 5 inl. dagv.).
overeenkomst van geldlening tevens pandakte” gesloten (prod. 1 nl. dagv.).
op of omstreeks 1 oktober 2018” van [appellante] € 75.000,- als geldlening heeft ontvangen en dat partijen wensen deze overeenkomst en de bepalingen en bedingen waaronder de lening is verstrekt vast te leggen.
hierbij een pandrecht op haar tegenwoordige en toekomstige bedrijfs-en handelsvoorraden en inventaris (..)
heeft ten tijde van de toezegging tot het vestigen van een 1e pandrecht ook nog medegedeeld dat het te lenen bedrag bestemd was om een specifieke lastige crediteur te betalen en dat er voor het overige geen problemen met andere crediteuren bestonden en er geen financiële problemen waren.
doorslaggevend zijn geweest om de gelden (..) te verstrekken.”