Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg (At/m E) en producties (33 t/m 47), ingekomen ter griffie op 25 oktober 2021;
- een brief van [de werknemer] met als bijlage een in het procesdossier eerste aanleg nog ontbrekende brief van mr. Doolaege aan de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 juni 2021 (zonder de daarin genoemde producties -die overigens wel deel uitmaken van het dossier eerste aanleg als overgelegd door [de werknemer] ), ingekomen ter griffie op 8 november 2021;
- het verweerschrift met producties (38 t/m 42), ingekomen ter griffie op 21 januari 2022;
- een brief van [de werknemer] met aanvullende producties (48 t/m 52), ingekomen ter griffie op 2 maart 2022;
- een brief van [de werknemer] met één aanvullende productie (53), ingekomen ter griffie op 14 maart 2022;
- een email van 22 maart 2022 met het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 28 juni 2021;
3.De beoordeling
verwezen vanwege verlies van vertrouwen in lichaam, vinden van balans/draaglast. Hij heeft vorig jaar MI en PCI gehad. Nu voor de tweede keer cardiale problemen, ervaart patiënt als heftig. Graag advies/behandeling. Patiënt zelf vertelt hierover dat sinds de ingreep 03-12-2020 (stent) hij merkt dat het vanaf nu goed zal gaan.
Emotioneel uit evenwicht zijn, Gedragsveranderingen
Het superman-complex en communicatie)hebben bijgedragen aan het ontstaan van een verstoorde verhouding, aannemelijk. Deze verklaringen zijn weliswaar voor het eerst in hoger beroep in het geding gebracht, maar hebben betrekking op de periode en situatie zoals die aan de orde was ten tijde van de procedure in eerste aanleg en daarmee mag het hof rekening houden (zie HR 19 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1234). Dat is ook het toetsingsmoment voor de vraag of het opzegverbod tijdens ziekte van kracht is bij de beoordeling van het ontbindingsverzoek op de g-grond en in het verlengde daarvan de vraag of het verzoek verband houdt met ziekte (toetsing ex tunc; ECLI:NL:HR:2020:284).
parallelle werkelijkheden”genoemd) en dat er te veel kapot gemaakt is. Met name tussen [de werknemer] en de hoofdredacteur is inmiddels sprake van een vertrouwensbreuk en ernstige verharding van de relatie, gezien de verbale en non-verbale stelligheid van de hoofdredacteur dat door [de werknemer] een onveilige werkplek is ontstaan. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat sprake is van een kleine organisatie, waar partijen elkaar bijna dagelijks tegenkomen. [de werknemer] moet uit hoofde van zijn functie(niveau) nauw samenwerken met de directeur én met de hoofdredacteur en daarbij is wederzijds vertrouwen essentieel. Herstel van de arbeidsovereenkomst ligt derhalve naar het oordeel van het hof niet in de rede.