3.11.Uit de stukken van het geding blijkt het volgende.
( i) In een nota van 19 maart 2021 van het arbitraal scheidsgerecht omtrent verrichte werkzaamheden wordt vermeld:
“04-02-2021 Fiscale advisering inz overleg linssen en arbiters (…) 1,25”.
(ii) Een e-mailbericht van 22 april 2021 van mr. Niemarkt gericht aan [persoon B] luidt:
“Van client ontving ik een kopie van de nota die client ontving van u gedateerd 19 maart 2021. Op die nota staat op 4 februari 2021 opgenomen “inz overleg linsen en arbiters”. Kunt u mij aangeven wat de inhoud van dit overleg was?”.
(iii) Een e-mailbericht van 23 april 2021 van [persoon B] gericht aan mr. Niemarkt houdt in:
“In antwoord op uw vraag: de omschrijving onzerzijds is summier: er is alleen terug te vinden dat het ging om een informatief gesprek dus mr Linssen heeft geïnformeerd waar het vonnis bleef en naar de voortgang en planning ervan. Indien u de inhoud van dat gesprek in detail wilt weten, dan kunt u het beste contact opnemen met mr Linssen zelf.”.
(iv) Op 23 april 2021 heeft mr. Niemarkt daarop per e-mailbericht gereageerd als volgt:
“Dank voor uw snelle reactie. Ik vraag u als arbiter waar de tijd aan is besteed en waar dit overleg over ging. 1,25 Uur aan tijdsbesteding voor de vragen die u schets[t] lijkt mij wel erg ruim. Ik verzoek u mij uitvoeriger te informeren”.
Hierop is geen reactie gekomen, ook niet na een rappel op 3 mei 2021.
( v) In een nota van 12 februari 2021 van het arbitraal scheidsgerecht omtrent verrichte werkzaamheden wordt vermeld:
“26-01-2021 Fiscale advisering inz overleg met [eiser] (…) 1,25”.
(vi) Een e-mailbericht van 10 mei 2021 van mr. Niemarkt gericht aan [persoon B] houdt het volgende in:
“Met grote teleurstelling en irritatie constateer ik samen met client dat ik op mijn eerder en herhaald verzoek van 3 mei 2021 niets van u mocht vernemen.
Ik verzoek u mij alsnog per omgaande te berichten conform mijn eerder verzoek.
Daarnaast constateerde ik samen met client na het doornemen van eerdere nota’s met nog grotere verbazing dan bij de constatering van uw contact met mr. Linssen dat er op 26 januari 2021 ook contact is geweest tussen u en [gedaagde 2] [eiser] .
Ik verzoek u mij per omgaande tekst en uitleg te geven waar dit contact dat 1,25 uur in beslag heeft genomen betrekking op had.”.
(vii) Een e-mailbericht van 11 mei 2021 van [persoon B] namens het scheidsgerecht houdt het volgende in:
“Aan uw vraag kwamen wij eerder door de drukte helaas niet toe. Voor wij deze inhoudelijk beantwoorden eerst nog even de vraag van onze kant of er nog meer vragen of opmerkingen uwerzijds leven, dan beantwoorden we alles in één keer. Dat is het efficiëntst voor iedereen.
Tot slot nogmaals ons verzoek om in uw berichten tevens consequent mr Linssen op te nemen: transparantie blijkt wenselijk tot het einde van het dossier.”.
(viii) Op 21 mei 2021 heeft [eiser] een wrakingsverzoek van de voorzitter van arbitraal scheidsgerecht, [persoon B] , ingediend.
(ix) Een e-mailbericht van 24 mei 2021 van [persoon C] , lid van het arbitraal scheidsgerecht, gericht aan de secretaresse van mr. Niemarkt met cc aan [persoon D] , tevens lid van het arbitraal scheidsgerecht, houdt het volgende in:
“Herstel:
-het gaat om 2 data – 26/1 en 22/2 – dus om twee verrichtingen: ze moeten dus beide worden “ontmijnd”, of in elk geval in relatie tot elkaar…;
-Niemarkt mailt weliswaar niet c.c. aan Linssen maar schrijft dat wel in zijn brief, dus kennelijk heeft hij Linssen schriftelijk geïnformeerd. Linssen is dus kennelijk al op de hoogte.
Ik ben weliswaar geneigd dit in de reconstructie op te helderen via TL en TH (die ook geen belang hebben bij wraking) maar het zijn in beginsel “jouw” partijen [persoon D] , dus ik wil niet voor mijn beurt spreken…”.
( x) Op 26 mei 2021 heeft [eiser] een wrakingsverzoek gericht op het gehele arbitrale scheidsgerecht ingediend.
(xi) Bij e-mailbericht van 27 mei 2021 heeft het arbitraal scheidsgerecht als volgt gereageerd:
“U concludeert ten onrechte dat er gerechtvaardigde twijfel bestaat rondom onpartijdigheid van het scheidsgerecht. Zoals u weet heeft het Scheidsgerecht de procedure met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behandeld en heeft transparantie voorop gestaan. Hoor en wederhoor zijn consequent toegepast en er hebben geen contacten tussen partijen c.q. hun raadslieden plaatsgehad die zien op de inhoud van het geschil tussen partijen. Voor zover er contacten plaatsvonden, zagen deze uitsluitend op de voortgang van de procedure waarbij het het Scheidsgerecht van het hart moet dat uitgerekend u zelf veel vaker telefonische contact zocht met het Scheidsgerecht in de persoon van [persoon C] dan mr. Linssen die slechts 1 keer, te weten 22 februari jl., kort (ongeveer 5 minuten) met [persoon B] heeft gebeld en alleen heeft gevraagd wanneer het Scheidsgerecht vonnis zal wijzen. [gedaagde 2] heeft op 26 januari jl. eveneens kort (ongeveer 5 minuten) gebeld met [persoon B] en uitsluitend gevraagd wanneer het Scheidsgerecht vonnis zal wijzen. Beide vragen zijn begrijpelijk nu het Scheidsgerecht ter comparitie van 25 november 2020 heeft bepaald vonnis te wijzen wanneer de door het Scheidsgerecht opgestelde routekaart niet uiterlijk 15 januari 2021 tot overeenstemming tussen partijen zou leiden, welke overeenstemming helaas niet bereikt was.
De beide telefonische contacten waren kort en betroffen dus beide de vraag wanneer het vonnis gewezen zal worden. In beide gevallen heeft [persoon B] aangegeven dat het Scheidsgerecht ernaar streeft zo snel mogelijk het vonnis te wijzen. Dus geen enkel contact over de inhoud en/of de uitkomst van de procedure. (…)
[persoon B] was op 26 januari en 22 februari doende om de cijfermatige onderbouwing van het te wijzen vonnis op te stellen. Hij heeft al zijn werkzaamheden op die dagen geadministreerd als contact met [gedaagde 2] resp. mr. Linssen. Administratief correct in die zin dat [het] de totale tijd van 1,25 uur klopt maar onjuist gespecificeerd. (…)
Er heeft naar aanleiding van uw wraking van [persoon B] inderdaad contact plaatsgevonden (uitsluitend per mail) tussen de leden van het Scheidsgerecht. Het zou onbegrijpelijk zijn wanneer na een wrakingsverzoek deze contacten niet plaats zouden hebben gehad. Het zal u duidelijk zijn dat de mail d.d. 24 mei jl. van [persoon C] gericht is aan ondergetekende.
Het woord ‘ontmijnd’ is louter en alleen symbolisch bedoeld om de zaak te ontdoen van de explosieve lading (landmijn) die u ten onrechte aanbrengt aan de contacten op 26 januari en 22 februari jl.
Het woord reconstructie duidt u ten onrechte als “oplossing”. Reconstructie betekent nu juist dat het Scheidsgerecht wenst dat objectief wordt vastgesteld hoe de contacten zijn verlopen en wat de inhoud daarvan is geweest. De verwijzing naar TL en TH wordt blijkens het woord “geneigd” geopperd als een mogelijkheid om hen aan u, in aanvulling op de reactie van [persoon B] , te laten verklaren wat zij met [persoon B] besproken hebben, hetgeen [persoon B] u in zijn eerste mail reeds in overweging heeft gegeven.
Het Scheidsgerecht heeft zichzelf nooit gezien als 2 partijvertegenwoordigers en een onafhankelijke voorzitter. Het Scheidsgerecht ziet zich als een en ondeelbaar en heeft dat ook altijd naar partijen uitgestraald, onder meer op de diverse zittingen. De telefonische contacten verliepen rechtstreeks met de betreffende leden van het Scheidsgerecht omdat het Scheidsgerecht niet beschikt over een professionele griffie. U hebt hierover nooit enige klacht geuit. Er is in de raadkamer uiteraard gedebatteerd maar het vonnis is unaniem gewezen. De woorden “(..) maar het zijn in beginsel ‘jouw’ partijen [persoon D] , dus ik wil niet voor mijn beurt spreken…” worden door u uit hun verband gerukt. [persoon C] heeft niet meer en niet minder willen aangeven dan dat we ook in de door u tegen [persoon B] aanhangig gemaakte wraking gezamenlijk als Scheidsgerecht moeten opereren en dat geen van ons drieën op eigen houtje moet opereren. Het feit dat het woord jouw tussen aanhalingstekens is gezet impliceert reeds dat het Scheidsgerecht niet met 2 partijvertegenwoordigers en een onafhankelijke voorzitter werkt.
(…)
Het zal u duidelijk zijn dat het Scheidsgerecht niet voldoet aan uw verzoek om zich terug te trekken.
Met vriendelijke groeten
[persoon D]
Mede namens [persoon B] en [persoon C] ”.
(xi) Op 4 juni 2021 heeft [eiser] een verzoek tot beslissing over wraking arbiters ex artikel 1035 Rv bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg ingediend.
(xii) Het wrakingsverzoek is op 30 augustus 2021 behandeld. Het proces-verbaal houdt onder meer het volgende in:
“Op de vraag van de voorzieningenrechter waarom [persoon B] niet concreet heeft gereageerd op het verzoek om uitleg waarop die 1,25 uur precies zag, antwoordt [persoon B] dat hij 1,25 uur had gewerkt aan zijn berekeningen, welke uren hij op de urenverantwoording had genoteerd. Vervolgens kwam in hem op dat hij ook nog met mr. Linssen had gesproken. Gelet daarop, alsmede het feit dat dit zijn eerste arbitrage was heeft hij gemeend erbij te moeten zetten dat hij ook nog met mr. Linssen had gesproken. [persoon B] verklaart dat hij alleen met mr. Linssen heeft gesproken over de voortgang van de procedure.”
Tijdens de zitting, zo blijkt uit het proces-verbaal, zijn mr. Linssen en [gedaagde 2] onder ede gehoord. Het proces-verbaal houdt als verklaring van mr. Linssen onder meer het volgende in:
“Ik herinner mij het telefonisch contact met [persoon B] . Voordat ik over de inhoud van dat telefoongesprek verklaar meld ik dat de laatste zitting in de arbitrale procedure op 25 november 2020 heeft plaatsgevonden. De arbiters hebben partijen toen drie termijnen voorgehouden. In de eerste termijn zouden de arbiters een routekaart aan partijen voorleggen die tot een mogelijke [een] minnelijke regeling zou kunnen leiden. Daarna dienden partijen uiterlijk 15 januari 2021 te berichten of zij daarmee akkoord gingen. Indien dat niet het geval was zou er op 31 januari een arbitraal vonnis worden gewezen.
Mijn kantoor houdt die termijnen goed bij. Deze zijn heilig. Omdat het vonnis op 31 januari 2021 niet door ons kantoor was ontvangen heb ik zelf gebeld naar [persoon B] . Ik heb gevraagd of er iets mis was gegaan omdat ik geen vonnis had ontvangen. [persoon B] gaf aan dat het vonnis nog niet was verzonden, maar dat het op korte termijn zou komen.
Het telefoongesprek duurde ongeveer 1 minuut. Daarna heb ik geen contact meer met [persoon B] gehad.
Mijn client [gedaagde 2] [eiser] heeft mij verteld dat hij zelf nog een keer contact met [persoon B] heeft gehad.”
Het proces-verbaal houdt als verklaring van [gedaagde 2] onder meer het volgende in:
“Ik begin vanaf het begin. Op 25 november 2020 hebben we zitting gehad. De voorzitter zou een voorstel doen aan partijen over de voortgang van het bedrijf en op 15 januari 2021 moesten wij doorgeven of wij het eens waren met het voorstel. Als een van beide partijen niet kon instemmen, zou op 31 januari 2021 een arbitraal vonnis volgen. Mr. Linssen heeft toen gebeld en ik kreeg van hem te horen dat binnen een paar weken een arbitraal vonnis zou komen. Op 19 februari 2021 was er nog steeds geen vonnis en toen heb ik zelf met [persoon B] gebeld. Ik kreeg eerst het secretariaat van Alfa accountants eraan. Dat heeft zeker een minuut geduurd. Toen werd ik doorverbonden met [persoon B] . Ik vroeg wanneer het vonnis kwam. [persoon B] zei dat het zo snel mogelijk zou komen. Toen heb ik opgehangen. Daarna heb ik nooit meer contact met hem gehad.”
Tijdens de zitting, zo blijkt uit het proces-verbaal, hebben de arbiters verklaard dat in geval wordt toegekomen aan de subsidiaire veroordeling genoemd onder 4 van het dictum van het arbitraal vonnis van 15 maart 2021 en wordt verzocht om een eindvonnis op dit punt, de arbiters zich dan zullen terugtrekken.