De bewindvoerder heeft in haar brief van 1 april 2022 – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. De wettelijke schuldsaneringsregeling kent volgens de bewindvoerder vier kernverplichtingen, namelijk de inlichtingen- en informatieplicht, de inspannings- en sollicitatieplicht voor 36 uur arbeid per week, de plicht om geen bovenmatige nieuwe schulden te doen ontstaan en het aflossen naar draagkracht. Volgens de bewindvoerder erkent [appellante] dat zij zich niet altijd aan de inspannings- en sollicitatieplicht heeft gehouden. In de openbare verslagen en voordracht komt volgens de bewindvoerder naar voren dat ook andere kernverplichtingen niet altijd naar behoren zijn nagekomen.
[appellante] heeft aangevoerd dat haar privéomstandigheden en de coronacrisis redengevend zijn voor het onvoldoende solliciteren. Volgens de bewindvoerder is echter met de privéomstandigheden – de mantelzorg voor beide ouders – rekening gehouden: [appellante] is namelijk vrijgesteld geweest van de sollicitatieplicht tot 1 maart 2020. Na het overlijden van de vader is de sollicitatieplicht volgens de bewindvoerder herleefd. De bewindvoerder was onbekend met de privéomstandigheden zoals [appellante] heeft beschreven in haar brief van 6 januari 2022. Eerst sinds deze brief is de bewindvoerder ervan op de hoogte. De vraag of de privéomstandigheden tot een vrijstelling hadden geleid, is volgens de bewindvoerder feitelijk nu niet relevant (meer). [appellante] heeft aangegeven dat zij mantelzorger is voor haar moeder. In de e-mail van 21 april 2020 geeft [appellante] aan dat haar moeder is verhuisd naar een aanleunwoning. Volgens de bewindvoerder mag verondersteld worden dat (acute) zorg hiermee ondervangen is. Het is volgens de bewindvoerder niet reëel, en indien [appellante] een dienstverband zou hebben gehad, als zodanig ook niet logisch of aan de orde, om te verwachten dat zij als mantelzorger optreedt, gezien de definitie van mantelzorg. Bij brief van 13 oktober 2020 van de rechtbank Oost-Brabant wordt [appellante] in de gelegenheid gesteld alsnog een vrijstelling van de sollicitatieplicht te vragen onder overlegging van medische gegevens waaruit de belastbaarheid blijkt. Van [appellante] is volgens de bewindvoerder echter niets vernomen en ook de bewindvoerder beschikt niet over deze gegevens.
Volgens [appellante] heeft de bewindvoerder niet binnen redelijke termijn gereageerd. De bewindvoerder heeft daarvoor verwezen naar het vijfde verslag en ook naar de door [appellante] bij aanvang van de schuldsanering getekende spelregels. De kernverplichtingen zijn volgens de bewindvoerder bij het huisbezoek benoemd en uitgelegd. Uitdrukkelijk is volgens de bewindvoerder aangegeven dat een vrijstelling door de Gemeentelijke sociale dienst of het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) niet automatisch leidt tot een vrijstelling in de WSNP. Het had volgens de bewindvoerder op de weg van [appellante] gelegen om na het uitblijven van een reactie op de e-mail van 21 april 2020 te informeren naar het standpunt van de rechter-commissaris.
Het is juist dat de rechtbank Oost-Brabant ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellante] van maart 2020 tot februari 2021 niet zou hebben gewerkt. Ook uit de openbare verslagen blijkt dat [appellante] in de maanden oktober, november en december (parttime) heeft gewerkt en dat sprake is geweest van een aanvullende sollicitatieplicht.
De stelling van [appellante] dat de rechtbank Oost-Brabant ten onrechte heeft geoordeeld dat zij heeft ingestemd met een verlenging van elf maanden, is volgens de bewindvoerder onjuist. De rechtbank heeft volgens de bewindvoerder uitdrukkelijk gevraagd of [appellante] instemt met een verlenging van de termijn. Na aanvankelijk verzet is [appellante] volgens de bewindvoerder akkoord gegaan. De behandelend rechter heeft volgens de bewindvoerder afgesloten met de opmerking dat de rechter erover na gaat denken en dat [appellante] rekening moet houden met een verlenging. Volgens de bewindvoerder is een termijn niet genoemd. Volgens de bewindvoerder kan op grond van de Faillissementswet de termijn met ten hoogste 24 maanden worden verlengd. Gelet op het verzuim dat [appellante] is aangerekend, is deze termijn volgens de bewindvoerder beperkt tot elf maanden.
Ten aanzien van het vonnis heeft de bewindvoerder het volgende naar voren gebracht. Volgens de bewindvoerder heeft zij op de eindzitting van 27 januari 2021 [het hof leest 2022] aangegeven dat [appellante] zich na verloop van de termijn aan de verplichtingen heeft gehouden. In dit verband moet volgens de bewindvoerder worden opgemerkt dat de inkomstengegevens en de sollicitatieactiviteiten vanaf de maand januari 2022 niet onder de aandacht van de bewindvoerder zijn gebracht. Op 2 maart 2022 heeft de bewindvoerder een melding ontvangen van de verrichte sollicitaties in december 2021 en februari 2022, maar volgens de bewindvoerder ontbreken daarvan de bewijzen. Voor een compleet beeld heeft de bewindvoerder willen vermelden dat [appellante] over de periode september, oktober en november 2021, eerst op 30 november 2021 sollicitatiebewijzen heeft gestuurd. Dit is volgens de bewindvoerder niet volgens de regels, maar door de bewindvoerder door de vingers gezien omdat uit getoonde screenshots bleek dat en wanneer er werd gesolliciteerd. Volgens de bewindvoerder heeft [appellante] in februari 2022 voldaan aan de inspanningsverplichting. Per 1 februari 2022 heeft [appellante] namelijk een baan aanvaard voor 32 uur per week. Deze uren worden volgens de bewindvoerder aangevuld met uren in het weekend bij de voormalige werkgever van [appellante] . [appellante] is volgens de bewindvoerder in de proeftijd ontslagen en per 1 maart 2022 weer op zoek naar een andere baan. Op 16 maart 2022 heeft de bewindvoerder een bericht ontvangen dat [appellante] als coördinator bij [bedrijf] gaat werken. Het is voor de bewindvoerder echter onduidelijk voor hoeveel uur en per wanneer.