Parketnummer : 20-003739-17
Uitspraak : 16 maart 2021
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 15 november 2017 in de strafzaak met parketnummer 02-996009-15 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum in het jaar] 1973,
wonende te [woonadres] .
Bij vonnis waarvan beroep is de officier van justitie ontvankelijk geacht in de strafvervolging van de verdachte en is de verdachte ter zake van ‘witwassen’ veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis. Voorts heeft de rechtbank een geldbedrag van € 393.916,56 verbeurd verklaard.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straffen en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en een geldbedrag van € 393.916,56 verbeurd zal verklaren.
De raadsman van de verdachte heeft primair aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de strafvervolging. Subsidiair heeft hij vrijspraak bepleit. Meer subsidiair is verzocht de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging en uiterst subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd, in die zin dat is verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar te volstaan met een taakstraf of geldboete, al dan niet gekoppeld aan een voorwaardelijke straf.
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissingen.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2013 tot en met 23 april 2014, in de gemeente Tilburg en/of (elders) in Nederland en/of in Zwitserland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans heeft witgewassen, immers heeft verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) toen en aldaar opzettelijk:
- (een) voorwerp(en), te weten (een) (deel van de/het) geldbedrag(en) van circa 472.394,56 euro, althans een (aanzienlijk) bedrag, op de tot hem beschikking staande bankrekening met nummer [bankrekeningnummer] bij de Zürcher Kantonalbank in Zwitserland, verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt en/of
- van (een) voorwerp(en), te weten (een) (deel van de/het) geldbedrag(en) van circa 472.394,56 euro, althans een aanzienlijk bedrag op de tot hem beschikking staande bankrekening met nummer [bankrekeningnummer] bij de Zürcher Kantonalbank in Zwitserland, de werkelijk aard en/of herkomst en/of de vindplaats, en/of verborgen of verhuld wie de werkelijk rechthebbende(n) op dat bedrag is (zijn), door dit/deze bedrag(en) bij de naam [verdachte] in Zwitserland te beheren en/of doen beheren en/of van deze rekening (contante) opnames te doen (ten behoeve van privébestedingen),
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededaders (telkens) wist(en) dat dat/die geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk –onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie