3.1.Het hof gaat uit van de volgende feiten.
a) In 1985 en 1986 heeft [de vennootschap] , destijds nog genaamd [naam bedrijf] , de eigendom verworven van de onroerende zaak, nu kadastraal bekend als [kadastraal nummer 1] , plaatselijk bekend als [adres 1] te [plaats] .
b) In 1988 is bij akte van statutenwijziging onder meer de naam van [naam bedrijf] gewijzigd in [de vennootschap] (hierna ook: [appellante] ). Het onroerend goed van [appellante] is daarbij in het kadaster niet op deze nieuwe naam gesteld.
c) Constructiebedrijf [constructiebedrijf] (hierna: het Constructiebedrijf) is een 100% dochtermaatschappij van [appellante] .
d) In 1989 heeft het Constructiebedrijf in eigendom verkregen de onroerende zaak, kadastraal bekend als [kadastraalnummer] , plaatselijk bekend als [adres 2] te [plaats] . In de leveringsakte is het Constructiebedrijf destijds verkeerd aangeduid, namelijk als “ [constructiebedrijf] ”. Zo luidde ook de tenaamstelling van het perceel in het kadaster.
e) [belastingadviseurs] was in de jaren 2001 en 2002 de belastingadviseur van [appellante] en van het Constructiebedrijf. [Accountants] verzorgde in die jaren als accountant de jaarstukken van [appellante] en van het Constructiebedrijf.
f) [belastingadviseurs] heeft, in de persoon van haar werknemer [werknemer] (hierna: [werknemer] ), in juni 2001 geadviseerd over de overdracht van het onroerend goed van het Constructiebedrijf aan [appellante] .
g) [geïntimeerde 1] was in de jaren 2001 en 2002 notaris in [plaats] . [geïntimeerde 2] was aan zijn kantoor verbonden als kandidaat-notaris.
h) Bij brief van 26 oktober 2001 heeft [belastingadviseurs] aan [geïntimeerde 1] onder meer het volgende meegedeeld:
"(…)
Namens en in opdracht van onze cliënt, Constructiebedrijf [constructiebedrijf] , vragen wij uw aandacht voor het volgende.
Constructiebedrijf [constructiebedrijf] , statutair gevestigd te [vestigingsplaats] , is voornemens haar onroerend goed over te dragen aan [de vennootschap] , eveneens statutair gevestigd te [vestigingsplaats] .
De overdracht van het onroerend goed door Constructiebedrijf [constructiebedrijf] aan [de vennootschap] zal binnen fiscale eenheid plaatsvinden, waardoor de overdracht tegen boekwaarde kan plaatsvinden.
(...)
Tot het over te dragen onroerend goed behoren de onroerende zaken gelegen aan de [adres 2] en [adres 1] te [plaats] , bestaande uit grond en opstallen, met kadastrale aanduiding [plaats] [kadastraal nummer 1] , grootte 38 a 70 ca, met coördinaten [coördinaten] .
De overdrachtsprijs is ontleend aan de boekwaarde van het onroerend goed per 1 november 2001 en bedraagt f 997.667, hetgeen tussen partijen in rekening-courant zal worden verrekend.
Vanuit fiscaal oogpunt is het van essentieel belang dat de overdracht van het onroerend goed nog vóór de jaarwisseling wordt doorgevoerd.
Graag verzoeken wij u een ontwerp te maken voor de akte van overdracht van het onroerend goed.
In afwachting van uw berichten, blijven wij, tot nadere toelichting uiteraard gaarne bereid
(…)".
i) Van voornoemde brief is op 26 oktober 2001 een kopie verzonden naar het
Constructiebedrijf en naar [Accountants] .
j) Bij brief van 3l oktober 2001 heeft [geïntimeerde 2] aan de [belastingadviseur] , belastingadviseur van [belastingadviseurs] , bericht:
"(...) Zoals uit de stukken blijkt is het onroerend goed aan de [adres 2] en [adres 1] te [plaats] eigendom van de holding. Op het kadaster moet de tenaamstelling nog worden aangepast. Hiertoe kunnen wij een notariële verklaring bij het kadaster laten inschrijven. Een ontwerp van die notariële verklaring heb ik bijgevoegd. Zonder tegenbericht ga ik ervan uit dat wij die volgende week bij het kadaster in kunnen dienen. (...)."
k) Bij brief van 28 november 2001 heeft [geïntimeerde 2] aan [appellante] een afschrift gestuurd van de verklaring inzake naamswijziging die - samengevat - inhoudt dat [geïntimeerde 2] namens [appellante] aan de bewaarder van het Kadaster en de Openbare Registers te [plaats] verzoekt om in de kadastrale registratie de tenaamstelling van alle registergoederen die ten name staan van [naam bedrijf] zodanig te wijzigen, dat deze ten name worden gesteld van [de vennootschap]
l) [Accountants] heeft bij het samenstellen van de jaarrekening over het jaar 2001 in de stukken verwerkt dat het onroerend goed gelegen aan de [adres 2] aan [appellante] in eigendom toebehoort.
m) Op 14 februari 2007 heeft het Constructiebedrijf een recht van hypotheek verstrekt aan ABN AMRO Bank N.V. ten aanzien van de onroerende zaak gelegen aan de [adres 2] te [plaats] . In diezelfde hypotheekakte heeft [appellante] een recht van hypotheek verstrekt aan ABN AMRO Bank N.V. ten aanzien van de onroerende zaak gelegen aan de [adres 1] te [plaats] .
n) Bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 februari 2014 is het Constructiebedrijf in staat van faillissement verklaard met aanstelling van [curator] als curator.
o) Na de faillietverklaring van het Constructiebedrijf heeft de curator zich op het
standpunt gesteld dat de onroerende zaak, gelegen aan de [adres 2] te [plaats] met de kadastrale aanduiding [kadastraalnummer] , eigendom is van het Constructiebedrijf. Bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis van 13 januari 2016 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is - onder meer - beslist dat het Constructiebedrijf eigenaar is van de onroerende zaak gelegen aan de [adres 2] en zijn de vorderingen van [appellante] , waaronder de gevorderde verklaring voor recht dat [appellante] eigenaar is van voornoemde zaak, afgewezen.
p) [appellante] en de curator hebben op 12 maart 2017 een vaststellingsovereenkomst
gesloten. In deze overeenkomst hebben zij onder meer vastgesteld dat de onroerende zaak gelegen aan de [adres 2] eigendom is van het Constructiebedrijf en heeft de curator deze zaak aan [appellante] verkocht voor het bedrag van € 130.000,- kosten koper.
De procedure in eerste aanleg
3.2.1.In deze procedure vordert [appellante] hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden 1] en [geïntimeerden 2] tot betaling van € 201.901,18 vermeerderd met rente en kosten. Aan deze vordering heeft [appellante] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [belastingadviseurs] en [geïntimeerden 2] zijn tekortgeschoten in de uitvoering van de door [appellante] aan hen gegeven opdracht, althans dat zij onrechtmatig hebben gehandeld, door er niet voor te zorgen althans erop toe te zien dat de onroerende zaak van het Constructiebedrijf gelegen aan de [adres 2] werd overgedragen aan [appellante] . [Accountants] heeft in de jaarstukken van [appellante] en het Constructiebedrijf verwerkt dat de zaak aan de [adres 2] eigendom was van [appellante] , terwijl dit niet het geval was. Mede op basis van deze jaarstukken mocht [appellante] in de veronderstelling verkeren dat zij daadwerkelijk eigenaar was. Omdat het Constructiebedrijf eigenaar is gebleven van deze zaak en vervolgens failliet is gegaan, heeft [appellante] de zaak moeten kopen van de curator om alsnog de eigendom te verkrijgen. De hierdoor geleden schade bestaat uit de koopsom van € 130.000,- die [appellante] aan de curator heeft betaald, de wettelijke rente van € 1.859,18, de kosten van de procedure tegen de curator van € 59.661,66 en buitengerechtelijke incassokosten van € 7.033,50.
3.2.2.[geïntimeerden 1] en [geïntimeerden 2] hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Zij hebben onder meer een beroep gedaan op de klachtplicht van artikel 6:89 BW. [geïntimeerden 2] hebben tevens een beroep gedaan op verjaring.
3.2.3.In het bestreden vonnis heeft de rechtbank het beroep van [geïntimeerden 1] en [geïntimeerden 2] op de klachtplicht gehonoreerd en de vorderingen van [appellante] afgewezen, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.
De procedure in hoger beroep