Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- [appellant] , bijgestaan door mr. Van Rooij;
- mevrouw [bewindvoerder], hierna te noemen: de bewindvoerder, en
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De appellant had verzocht om verlenging van zijn schuldsaneringsregeling met twee maanden, maar de rechtbank had deze verlengd met zes maanden vanwege onvoldoende nakoming van de verplichtingen. De appellant had tussen april en oktober 2020 giften ontvangen die hij niet had afgedragen aan de boedel, wat leidde tot een boedelachterstand van ongeveer € 4.700,70. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de appellant verklaard dat hij de beëindigingsvergoeding van zijn werkgever, die hij had ontvangen na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst, had gebruikt om de boedelachterstand in te lopen. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen onvoldoende is nagekomen, maar heeft ook geoordeeld dat hij nog een kans moet krijgen om zijn tekortkomingen te herstellen. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank om de schuldsaneringsregeling met zes maanden te verlengen bekrachtigd, en benadrukt dat de appellant zich moet houden aan alle verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling. Het hof heeft ook geoordeeld dat de beëindigingsvergoeding mag worden gebruikt voor het inlopen van de boedelachterstand, maar dat het resterende bedrag aan de boedel moet worden afgedragen. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, bestaande uit drie rechters.