Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/330206 / HA ZA 18-75)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven, tevens houdende aanvulling van de grondslag van de eis en vermeerdering van de eis, met producties 1 tot en met 9;
- de memorie van antwoord met een productie;
- het op 19 november 2021 gehouden pleidooi, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd;
- de bij H-formulier van 5 november 2021 door Stichting Derdengelden toegezonden productie, die Stichting Derdengelden bij het pleidooi bij akte in het geding heeft gebracht;
- de bij brief van 11 november 2021 door Stichting Batna toegezonden productie, die Stichting Batna bij het pleidooi bij akte in het geding heeft gebracht.
3.De beoordeling
- a. Appellante, Stichting Batna, is op 18 december 1997 opgericht en droeg destijds de naam Stichting Rechtsbijstand Zuid-Oost Nederland (hierna: Stichting ZON).
- b. Stichting ZON heeft tot 1 oktober 2005 in de voormalige arrondissementen Maastricht, Roermond en ‘s-Hertogenbosch zes bureaus voor rechtshulp geëxploiteerd.
- c. Stichting ZON had ook advocaten in dienst. De Boekhoudverordening 1998 bepaalde in artikel 3 lid 1 dat elke advocaat verplicht is een stichting derdengelden ter beschikking te hebben. In verband daarmee heeft Stichting ZON op 16 maart 1999 geïntimeerde, de Stichting Beheer Derdengelden Stichting Rechtshulp Zuid-Oost Nederland (hierna Stichting Derdengelden) opgericht.
- d. Als gevolg van de Stelselherziening gesubsidieerde rechtsbijstand 2005 hebben de bureaus voor rechtshulp hun activiteiten moeten staken. De bureaus hebben hun publieke functie (het verzorgen van spreekuren en het verstrekken van advies en informatie) moeten overdragen aan een nieuwe landelijke stichting, Het Juridisch Loket. De bureaus hebben hun private functie (het verlenen van verdergaande rechtshulp op basis van een toevoeging op grond van de Wet op de rechtsbijstand) moeten overdragen aan de advocatuur.
- e. Stichting ZON heeft vanwege deze stelselherziening besloten een sociaal advocatenkantoor op te zetten. In dat kader heeft Stichting ZON eind september 2005 een transitieovereenkomst gesloten met de Raad voor Rechtsbijstand. Dit heeft er toe geleid dat Stichting ZON de vestigingen van de zes bureaus voor rechtshulp overnam en voortzette als (sociale) advocatenkantoren. In verband hiermee heeft Stichting ZON haar naam met ingang van 5 juli 2006 gewijzigd in Stichting Rechtshulp Zuid Advocaten (hierna: Stichting RZA).
- f. Ook in 2006 gold voor advocaten de Boekhoudverordening 1998 en de daarin neergelegde verplichting voor elke advocaat een stichting derdengelden ter beschikking te hebben. Stichting RZA voldeed aan die verplichting doordat zij gebruik maakte van de al op 16 maart 1999 door Stichting ZON opgerichte Stichting Beheer Derdengelden Stichting Rechtshulp Zuid-Oost Nederland.
- g. De statuten van Stichting Derdengelden waren bij haar oprichting opgesteld overeenkomstig het model dat was neergelegd in Bijlage A bij de Boekhoudverordening 1998. Stichting Derdengelden heeft volgens artikel 3 lid 1 van haar statuten tot doel, kort gezegd, om gelden die niet bestemd zijn voor de advocaat maar voor cliënten of andere rechthebbenden te ontvangen, tijdelijk te beheren en uit te betalen aan de rechthebbende.
- h. Volgens artikel 3 lid 2 van de (uit 1999 daterende) statuten diende Stichting Derdengelden ter verwezenlijking van haar doelstelling een daartoe strekkende overeenkomst te sluiten met Stichting ZON. Bijlage B bij de Boekhoudverordening 1998 bevat een model voor een dergelijke overeenkomst tussen een advocatenkantoor en een stichting derdengelden.
- i. Stichting RZA is op 28 november 2007 in staat van faillissement verklaard met benoeming van [de curator] tot curator (hierna: ‘de curator’).
- j. Stichting RZA voerde tot de faillissementsdatum de administratie van de Stichting Derdengelden. De curator nam niet alleen het beheer en de vereffening van de boedel van Stichting RZA op zich, maar ook het beheer van Stichting Derdengelden en haar vermogen. Daarbij speelde een rol dat de stichtingen in financieel en personeel opzicht nauw met elkaar verbonden waren. Na de faillissementsdatum heeft de curator gedurende enige tijd vier werknemers van Stichting RZA in dienst gehouden, te weten een stafmedewerker (manager) en drie administratieve medewerkers. Deze werknemers hebben de curator ondersteund bij de afwikkeling van de administratie.
- k. Omdat de bestuurders van Stichting Derdengelden in de periode na het faillissement hun hoedanigheid van advocaat verloren, hebben de mrs. [advocaat 1] , [advocaat 2] en [advocaat 3] op verzoek van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch met ingang van 5 mei 2011 de functie van bestuurder van Stichting Derdengelden aanvaard. Vanaf dat moment of kort na dat moment hebben zij de administratie en het beheer van Stichting Derdengelden op zich genomen.
- l. Bij brief van 4 mei 2012 heeft de curator aan de bestuurders van Stichting Derdengelden onder meer het volgende meegedeeld:
door het moeizaam verlopen zoekwerk ons onderhanden werk is opgelopen naar ongeveer € 7.700. En we zijn nog niet klaar.
- n. In de loop van het faillissement bleek Stichting RZA aanspraak te kunnen maken op een teruggave van omzetbelasting. Als gevolg van het ontvangen bedrag heeft Stichting RZA een akkoord kunnen aanbieden aan de crediteuren in het kader waarvan de crediteuren volledig zouden worden voldaan. Dit akkoord is gehomologeerd op 25 juni 2013, ten gevolge waarvan het faillissement op 5 juli 2013 is geëindigd. De crediteuren zijn volledig voldaan.
- o. Stichting RZA heeft vervolgens op 26 augustus 2013 haar statuten gewijzigd en haar naam gewijzigd in Stichting Batna. Volgens artikel 2 van de gewijzigde statuten heeft Stichting Batna tot doel:
heeft Priore Accountants onderzocht in hoeverre bij dat banksaldo nog sprake is van aan derden toekomende gelden. Voor zo’n 80% heeft Priore kunnen vaststellen dat dat niet het geval is. Voor de rest zou verdergaand onderzoek nodig zijn met alle hoge kosten van dien. Dat hebben besloten daarvan af te zien. Dit temeer omdat de uitkomst eigenlijk helemaal niet meer interessant is. Verjaring heeft immers haar werk al gedaan.
- u. Tijdens de bestuursvergadering van de Stichting Derdengelden van 31 januari 2017 heeft het bestuur onder meer besloten de Stichting Derdengelden per direct te ontbinden en het bestuur aan te wijzen als vereffenaar.
- v. Op 14 april 2017 hebben de vereffenaars van de Stichting Derdengelden een rekening en verantwoording en een plan van verdeling als bedoeld in artikel 2:23b lid 2 BW vastgesteld. In het stuk (dat abusievelijk de datum 14 april 2014 draagt) staat onder meer het volgende:
- w. De vereffenaars hebben op de voet van artikel 2:23b lid 4 BW in een regionaal dagblad bekend gemaakt dat de Stichting Derdengelden ontbonden is en dat de rekening en verantwoording en het plan van verdeling ter inzage liggen.
- x. Bij verzetschrift van 20 juni 2017 heeft Stichting Batna op de voet van artikel 2:23b lid 5 BW verzet ingesteld bij de rechtbank Oost-Brabant tegen de rekening en verantwoording en het plan van verdeling.
- y. Bij e-mail van 10 juli 2017 heeft accountant [naam] aan [bestuurder van Stichting Batna] onder meer het volgende meegedeeld:
een onderzoek gedaan naar de bestemming van het tegoed van de stichting beheer derdengelden RZON. Hoewel dat niet hard bewijs opleverde viel ons wel op dat er begin augustus 2007 € 80.000 werd betaald aan de stichting RZA, waarna een bescheiden bedrag resteerde. Er bestond een soort van rekening-courantverhouding tussen de stichtingen; niet ieder ontvangst waarop
bestonden uit kostenvergoedingen (bedragen van € 322 en € 644) die toekwamen aan de RZON/RZA. Hopelijk heb je iets aan deze toelichting.
“het volledige saldo van de door haar gehouden derdengelden, onder meer zich bevindende op de rekening bij Postbank met [rekeningnummer 1] ”, met veroordeling van Stichting Derdengelden in de proceskosten.
- Er is niet komen vast te staan dat tussen partijen een overeenkomst is gesloten zoals bedoeld in de Boekhoudverordening 1998 (rov. 4.4).
- Uit de feitelijke situatie zoals die zich tussen partijen heeft ontwikkeld, kan ook niet worden afgeleid dat Stichting Batna rechthebbende is op de bedragen die gestort zijn op de rekening(en) van Stichting Derdengelden (rov. 4.8 tot en met 4.10).
- Omdat niet is komen vast te staan dat het bedrag op de bankrekening(en) van Stichting Derdengelden aan Stichting Batna toekomt, kan een vordering tot schadevergoeding van Stichting Batna niet op de grondslag van onrechtvaardigde verrijking worden toegewezen (rov. 4.13).
“het volledige saldo van de door haar gehouden derdengelden onder meer zich bevindende op de rekening van Stichting Derdengelden bij ING Bank N.V. met nummer [rekeningnummer 1](hof: bedoeld is kennelijk nummer [rekeningnummer 2] ), althans veroordeling van Stichting Derdengelden tot betaling aan Stichting Batna
“van een bedrag van € 80.782,26 zijnde het saldo van de bankrekening bij ING Bank N.V. op 1 oktober 2010,”vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de datum van de memorie van grieven, zijnde 22 oktober 2019, althans de wijze van verdeling van het volledige saldo vast te stellen, met veroordeling van Stichting Derdengelden in de proceskosten.
- A. Stichting RZA verleende hoofdzakelijk rechtshulp op toevoegingsbasis. In veel van de zaken waren de Staat der Nederlanden, een ander overheidslichaam of het UWV de wederpartij. Die partijen werden regelmatig veroordeeld in de kosten van bezwaar- en beroepsprocedures. Die proceskosten werden doorgaans voldaan op de rekening van Stichting Derdengelden. Uit het bedrag van de kostenveroordeling werd de door de cliënt betaalde eigen bijdrage en het griffierecht vergoed. Daarna resteerde doorgaans nog een bedrag van de kostenveroordeling. Dat bedrag kwam dan aan Stichting RZA toe, omdat de Raad voor Rechtsbijstand het genoemde restant van de proceskostenvergoeding inhield op de aan de advocaat toekomende toevoegingsvergoeding.
- B. De betaling van de kostenveroordelingen door de genoemde instanties liet vaak lang op zich wachten, terwijl het om bedragen ging die voor de cliënten van belang waren. Omdat wel vrijwel zeker was dat de instanties de bedragen uiteindelijk zouden voldoen, voldeed Stichting RZA reeds eerder vanaf haar eigen bankrekening aan de cliënt de door hem betaalde eigen bijdrage en het griffierecht. In die gevallen kwamen ook die bestanddelen van de kostenveroordeling, als zij uiteindelijk door de instanties op de derdenrekening werden voldaan, aan Stichting RZA toe.
- C. Ook kwam het met regelmaat voor dat cliënten de door hen aan Stichting RZA verschuldigde eigen bijdrage of het verschuldigde griffierecht per abuis niet naar de betaalrekening van Stichting RZA betaalden, maar naar de derdenrekening. Die bedragen dienden dan van de derdenrekening naar de betaalrekening van Stichting RZA gestort te worden. Ook anderen stortten soms een voor Stichting RZA bestemd bedrag abusievelijk op de derdenrekening, zoals de Raad voor de Rechtspraak medio 2007 een bedrag van maar liefst € 34.554,--.
- Op de beschikbare bankafschriften van Stichting Derdengelden komen veelvuldig bijboekingen voor van bedragen € 644,-- en € 322,--. Onbetwist is dat dit de voldoening van proceskostenveroordelingen in bezwaar- en beroepsprocedures betreft.
- Cliënten ontvingen altijd een kopie van de in hun zaak gewezen uitspraak. Zij wisten het dus wanneer er een proceskostenveroordeling in hun voordeel was uitgesproken en zij dus een teruggave van het de door hen betaalde eigen bijdrage en het griffierecht konden verwachten.
- In de periode van 10 augustus 2007 (na de laatste verzameloverboeking naar Stichting RZA) tot 23 november 2007 (kort voor de faillissementsdatum) hebben volgens de onbestreden telling van Stichting Batna 128 bijboekingen plaatsgevonden op de derdenrekening. 71 van die bijboekingen betroffen proceskostenbetalingen door wederpartijen.
- Vast staat dat de Raad voor de Rechtspraak op de toevoegingsvergoedingen die zijn aan de advocaten uitbetaalde, de bedragen inhield die van de ontvangen proceskostenbedragen resteerden nadat daarop de eigen bijdrage en het griffierecht in mindering waren gebracht. Stichting Batna heeft hiervan meerdere concrete voorbeelden gegeven, onder meer in productie 4 en productie 7 bij de memorie van grieven. Stichting Derdengelden heeft dit ter zitting in hoger beroep erkend.
- Stichting Batna heeft met de door haar als productie 3 bij de memorie van grieven overgelegde stukken, die zijn opgesomd in paragraaf 30 van de memorie van grieven, voldoende aangetoond dat cliënten van Stichting ZON, en nadien cliënten van Stichting RZA, ermee instemden dat de aan Stichting ZON / Stichting RZA toekomende bedragen (de bedragen die de Raad voor Rechtsbijstand op de toevoegingsvergoedingen in mindering had gebracht), aan Stichting ZON / Stichting RZA werden uitbetaald. Ook dit heeft Stichting Derdengelden onvoldoende betwist.
- De jaarrekening van Stichting RZA over 2006, waaruit blijkt van verzamelbetalingen van Stichting Derdengelden aan Stichting RZA tot een totaalbedrag van € 181.000,--, is goedgekeurd door de accountant. Het ging dus om grote bedragen, hetgeen te verklaren is doordat Stichting RZA ongeveer 120 personeelsleden had, verspreid over zes vestigingen.
een onderzoek gedaan naar de bestemming van het tegoed van de stichting beheer derdengelden RZON. Hoewel dat niet hard bewijs opleverde viel ons wel op dat er begin augustus 2007 € 80.000 werd betaald aan de stichting RZA, waarna een bescheiden bedrag resteerde. Er bestond een soort van rekening-courantverhouding tussen de stichtingen; niet ieder ontvangst waarop
bestonden uit kostenvergoedingen (bedragen van € 322 en € 644) die toekwamen aan de RZON/RZA. Hopelijk heb je iets aan deze toelichting.
- een geactualiseerd overzicht in te zenden aan het hof en de wederpartij met daarin het saldo aan liquide middelen per de datum van pleidooizitting en met de aanspraken die daarop per die datum gemaakt kunnen worden door de eerste vier partijen die genoemd zijn in het plan van verdeling van april 2017 en door eventuele andere derden;
- de bankafschriften van de ING-rekening van Stichting Derdengelden over de periode van 17 januari 2017 tot de datum van het pleidooi toe te zenden aan het hof en aan de wederpartij.
- Liquide middelen € 58.703,54
- Vordering proceskosten dagvaardingsprocedure eerste aanleg € 2.774,00
- Vordering proceskosten verzoekschriften procedure eerste aanleg PM1
- Vordering proceskosten hoger beroep PM2
- 11 juli 2019: € 15.116,41
- 21 december 2019: € 7.418,75
- 2 februari 2020: € 1.279,--.
4.De uitspraak
- veroordeelt Stichting Derdengelden om aan Stichting Batna te voldoen het volledige saldo van de door haar gehouden betaalrekening met nummer [rekeningnummer 2] en van de aan die rekening gekoppelde Zakelijke Oranje Spaarrekening met nummer [rekeningnummer 3] per 26 januari 2017 (de in het plan van verdeling gehanteerde balansdatum), na aftrek van een eventueel negatief exploitatieresultaat (bestaande uit bankkosten en eventuele negatieve rente) en na aftrek van de posten waarvan in de verzetprocedure onherroepelijk zal worden vastgesteld dat die uit het saldo moeten of hadden mogen worden voldaan;
- veroordeelt Stichting Derdengelden in de proceskosten van het geding in eerste aanleg, en begroot die kosten aan de zijde van Stichting Batna tot op heden op € 84,92 aan dagvaardingskosten, € 626,-- aan griffierecht en € 2.148,-- aan salaris advocaat;