Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.De zaak in het kort.
2.Het geding in eerste aanleg
3.Het geding in hoger beroep
incidenteelappel ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen uitsluitend voor zover het betreft het aan de vrouw toegekende vergoedingsrecht van € 40.000,-- jegens de gemeenschap, althans van € 20.000, -- jegens de man en het verzoek van de vrouw daartoe alsnog af te wijzen.
- de vrouw, bijgestaan door mr. Barenbrug;
- de man, bijgestaan door mr. Gerrits.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 12 februari 2019;
- het V6- formulier van de zijde van de man d. d. 30 april 2021 met producties 2 t/m 11;
- de tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de vrouw overgelegde pleitaantekeningen.
4.De beoordeling
Bedrag aan ontvangen erfenis.
- € 158.796,57 per bank op 28 november 2002;
- € 2.647,-- ( f. 5.833,--) in contanten op 22 januari 2001;
- € 11.723,62 ( f. 25.835,46) per bank op 27 september 2001;
- € 397,76 (1/3 van – omgerekend – € 1.193,28 ) per bank op 28 september 2001.
vrouwvoert aan dat zij een vergoedingsrecht heeft op de gemeenschap ter hoogte van het bedrag van de erfenis en – indien de gemeenschap niet toereikend is – voor de helft van dat bedrag op de man. Zij heeft haar stellingen als volgt toegelicht. De vrouw heeft een recht van reprise op grond van art. 1:96 lid 4 BW waarbij de vrouw erkent dat in dit geval recht bestaat op een nominale vergoeding omdat zij de erfenis heeft ontvangen vóór de inwerkingtreding van de Wet aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen op 1 januari 2012.
manweerspreekt de grief.
hofoverweegt als volgt.
mankomt in incidenteel appel met twee grieven op tegen dit oordeel. Met
grief 1voert hij aan dat niet kan worden aangenomen dat de € 40.000,-- voor de werktuigenloods afkomstig is uit de erfenis nu op de rekening van de vrouw met nummer ** [nummer 1] ook grote aan beide partijen toekomende schadevergoedingsbedragen (partijen hebben in juli 2007 een ernstig ongeval gehad) werden gestort, juist ook voorafgaande aan de aankoop van de werktuigenloods in januari 2009. Met
grief 2keert de man zich tegen het oordeel van de rechtbank dat partijen met de finale kwijtingsclausule in de vaststellingsovereenkomst van 28 juli 2017 niet hebben beoogd dat de vrouw afstand heeft gedaan van het door haar gestelde vergoedingsrecht met betrekking tot de werktuigloods die door partijen in de maatschap is aangekocht.
vrouwweerspreekt de grieven van de man.
hofziet aanleiding eerst de tweede grief van de man te bespreken.