Uitspraak
12.De tussenbeschikking (III) van 28 januari 2021
13.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
14.De verdere beoordeling
Dat het hof in de bewijsbeslagzaak de omschrijving ‘geprivilegieerde gegevens’ in dit geval voldoende bepaald heeft geacht, ook al is tussen partijen in geschil voor welke bescheiden geldt dat zij onder het verschoningsrecht vallen, geeft volgens de Hoge Raad geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het is immers duidelijk dat hiermee in dit geval worden bedoeld de bescheiden die naar het standpunt van de Advocaten onder het verschoningsrecht vallen. Gelet op de vaststellingen van het hof met betrekking tot de gerechtvaardigdheid van het bewijsbeslag en het doel van dat beslag – de vaststelling van de omvang van de schending van het verschoningsrecht – heeft het hof deze omschrijving in dit geval voldoende bepaald kunnen achten. Dat geldt eveneens voor de omschrijving dat beslag wordt gelegd op alle bescheiden waaruit blijkt aan wie de Staat deze gegevens heeft verstrekt, aldus de Hoge Raad.
voordateen voorlopig deskundigenbericht en/of een daaraan voorafgaand vooronderzoek kan worden bevolen.
alleschendingen en
allegevolgen daarvan
volledigin kaart worden gebracht (Antwoordakte Advocaten onderdeel 6)
.De Staat heeft deze analyse betwist.
“de omvang van de schending te kunnen vaststellen”.Het hof ziet geen verschil met zijn oordeel als vervat in de eerste tussenbeschikking d.d. 6 augustus 2020 (TB 1) onderdeel 3.5.1.10 en leest in het oordeel van de Hoge Raad niets over ‘volledige waarheid’ of woorden van gelijke strekking. Zulks past ook niet bij de aard van de onderhavige pre-processuele verzoeken, als in genoemd onderdeel van de TB 1 al geschetst. Overigens is er uiteraard geen bezwaar tegen als op sommige onderdelen “definitieve” of “volledige” duidelijkheid kan worden verkregen, maar dat is iets anders dan het ‘doel’ van de pre-processuele mogelijkheden.
kopieën.
Dit volgt al uit de beslissing van de Rechtbank van 13 september 2018 (als opgenomen in TB 1 onder 3.1.26 en hierna herhaald):
de rechtmatigheid met betrekking tot het gebruik van geprivilegieerde communicatie door FIOD en OM;
de rechtmatigheid van de doorzoeking en inbeslagneming van de informatie bij de [bedrijf] -onderzoeker [accountant] RA;
de rechtmatigheid van de kennisneming en het gebruik van de [hostingbedrijf] -gegevens;
het niet consulteren van de Deken van de Orde van Advocaten door de rechter-commissaris over de vraag of en in hoeverre het verschoningsrecht van de Advocaten van [advocatenkantoor] van toepassing was;
de door de rechter-commissaris toegepaste procedure met betrekking tot het verlenen van digitale ondersteuning bij de analyse en de nadere vastlegging van de digitale datagegevens op de inbeslaggenomen gegevensdrager door medewerkers van de FIOD.
die de strafzaak later inhoudelijk zal gaan beoordelen.”
4.2.4
De meest relevant geachte onderdelen zullen door het hof vet worden weergegeven:
Getuigen [opsporingsambtenaar/rechercheur 1] . [medewerker Belastingdienst/FIOD 1] , [medewerker geheimhouder] , [geheimhouder officier van justitie] en [parketsecretaris]
e-mailberichten en deze heeft gebruikt voor een aanvraag voor een doorzoeking bij [bedrijf] . Voorts blijkt uit het dossier dat tussen het moment dat het onderzoeksteam de e-mailberichten onder zich heeft gekregen, in september 2015, en het moment dat een medewerker geheimhouder de e-mailberichten heeft beoordeeld, in januari 2016, ruim vier maanden zit. Bezwaarmakers wensen [opsporingsambtenaar/rechercheur 1] te vragen van welke gepriviligieerde e-mails zij heeft kennisgenomen, waarom zij dat gedaan heeft en wat de gevolgen daarvan zijn geweest. Toegespitst op getuige [medewerker Belastingdienst/FIOD 1] hebben bezwaarmakers gesteld dat uit een door deze getuige bij de Accountantskamer ingediende tuchtklacht blijkt dat hij kennis heeft genomen van gepriviligieerde e- mail berichten en deze heeft gebruikt ter onderbouwing van deze tuchtklacht. Het gaat hier voor een deel om andere e-mailberichten dan de berichten die ten grondslag zijn gelegd aan de hiervoor genoemde aanvraag voor een doorzoeking bij [bedrijf] . Bezwaarmakers wensen [medewerker Belastingdienst/FIOD 1] te vragen van welke gepriviligieerde e-mails hij (nog meer) heeft kennisgenomen, waarom hij dat gedaan heeft en wat hij met die kennis heeft gedaan in hel kader van het strafrechtelijk onderzoek naar bezwaarmakers.
.
Meer concreet gaat het daarbij om de vaststelling van hoeveel en welke gepriviligieerde e-mailberichten kennis is genomen en wat daarmee in het voorbereidend onderzoek is gebeurd, dan wel welke rol deze documenten in het onderzoek hebben gespeeld.[vet GHSHE]
De rechtbank acht aannemelijk dat deze punten een rol kunnen spelen bij de beantwoording van de vraag of er grond bestaat om toepassing te geven aan een van de in artikel 359a Sv. genoemde sanctiemogelijkheden.
als volgt. Bezwaarmakers hebben onder meer opgemerkt dat zij uit de daaromtrent opgemaakte stukken niet kunnen opmakenwelke concrete e-mailberichten(volgens het proces-verbaal van [medewerker geheimhouder] : de 105 plus 837 e-mailberichten als voornoemd)door [medewerker geheimhouder] aan het onderzoeksteam van de FIOD zijn verstrekt[vet GHSHE].
Gelet op de summiere gegevens die zich over deze e-mailberichten in het dossier bevinden is dit niet onbegrijpelijk. Identificatie van de desbetreffende e-mailberichten kan van belang zijn voor de in deze zaak uit te voeren getuigenverhoren, in het bijzonder voor het verhoor van [medewerker geheimhouder] , alsook voor de verdere voortgang van de behandeling van de strafzaak.De rechtbank geeft het openbaar ministerie daarom in overweging om nadere gegevens aan het dossier te doen toevoegen over deze door [medewerker geheimhouder] verschafte e-mailberichten. Daarbij kan worden gedacht aan een overzicht waarop per e-mailbericht ten minste is vermeld de datum en het tijdstip van verzending, alsmede de naam van de verzender.[vet GHSHE]
- over in ieder geval ook dezelfde onderwerpen getuigen worden gehoord, waarvan sommigen al zowel door de strafrechter als civiele rechter zijn (of binnenkort worden) gehoord in het kader van de zaak tegen of betreffende de vermogensbeheerder c.s. conform de onderzoekswensen van twee van de Advocaten;
- het mogelijk is stukken in te zien als thans beslagen in het kader van het bewijsbeslag of te laten onderzoeken via het verzochte voorlopig deskundigenonderzoek, waarbij ten aanzien sommige stukken de strafrechter inzage inmiddels uitdrukkelijk heeft afgewezen -zonder rechtsmiddel, zie de hierboven in het citaat genoemde beschikking van de rechter-commissaris van 24 december 2020- dan wel ‘slechts’ heeft overwogen dat het OM deze aan het strafdossier zou kunnen toevoegen (zie de raadkamerbeschikking van 19 maart 2021, pagina 7 onderaan -pagina 8).
op elk denkbare manier de waarheidsvinding zoals door de verdediging voorgesteld” “
belemmert” (Antwoordakte Advocaten onderdeel 12, ten vijfde, p. 6) respectievelijk
“weigert helderheid te verschaffen”in de strafzaak over welke concrete mails zijn gekopieerd, bekeken en verspreid (Antwoordakte Advocaten onderdeel 19, p. 12). Hierbij benadrukken de Advocaten (Antwoordakte Advocaten onderdeel 21, pagina’s 12-13) dat in het civiele getuigenverhoor veel meer kan worden onderzocht, onder meer vanwege een bredere scope dan slechts de artikelen 348, 350 en 359a Sv, en de mogelijkheid bestaat getuigen - als nagenoeg allen blijkens het verzoek in deze zaak bij het strafrechtelijk onderzoek betrokken - met reeds verkregen bewijs te confronteren etc.
, in een kort geding dat tot inzet had dat DNA-materiaal van een van verkrachting verdachte buiten het strafproces zou blijven, ter voorkoming van ongewenst geachte beïnvloeding van de strafrechter. Het hof wees de vordering af, onder verwijzing naar het zo-even geschetstestelsel ter zake van de selectie en waardering van het bewijsmateriaal in strafzaken, dat voorziet in sanctionering achteraf van onrechtmatige bewijsgaring[vet GHSHE]. De Hoge Raad liet die beslissing in stand, overwegende dat de wet ervan uitgaat dat de (straf)rechter bij de beoordeling of het bewijs geleverd is, ‘in staat is buiten beschouwing te laten wat buiten beschouwing moet blijven’.
betoogt dat de term ‘processuele belangen’, die de Hoge Raad gebruikt bij de afdoening van het cassatiemiddel, de lading beter dekt dan het woord ‘procesvoering’. Annotator Schlössels[JB 2018/199, GHSHE]
concludeert dat de gespecialiseerde rechter‘exclusief verantwoordelijk [is] voor een goede procesorde binnen zijn eigen rechtsgang’[vet GHSHE]
(veelal: bij gebrek aan kennis van de stand waarin het strafrechtelijk onderzoek zich bevindt), bijvoorbeeld als gevolg van volgorde van ondervragingen, de timing en de wijze waarop getuigen of verdachten met bepaalde informatie worden geconfronteerd, de geplande inzet van dwangmiddelen bij de opsporing etc. Dit raakt aan het door NJ-annotator Kooijmans naar voren gebrachte punt: hoe kan de burgerlijke rechter weten of zwaarwegend maatschappelijk belang bestaat bij geheimhouding van zulke informatie?
:na afronding van het strafproces kan alsnog ruim baan worden gegeven aan de verzochte civielrechtelijke bewijsverrichtingen.
Bovendien wordt op het voorbereidend onderzoek toezicht uitgeoefend door de rechter-commissaris in strafzaken. Dat toezicht heeft ook betrekking op de wijze waarop het openbaar ministerie omgaat met geheimhoudersstukken (zie alinea 2.49e.v.).Zo beschouwd, behoort een eventuele schending van het verschoningsrecht in het voorbereidend onderzoek wel degelijk tot de procesvoering in de rechtsgang bij de strafrechter.[vet GHSHE]”
obstructieve opstelling van de zijde van de Staat”, zoals de Advocaten in de onderhavige zaak aanvoeren. Zoals in onderdeel 14.10. (in navolging van HR2021) is aangegeven gaat het in deze zaak immers uitsluitend om het eigen belang van de Advocaten. Het gaat erom of via de burgerlijke rechter onderzoeken (moeten) worden gestart dan wel plaatsvinden naar feiten of de duiding daarvan die
gelijktijdigook in de strafzaak uitdrukkelijk voorwerp van onderzoek of besluitvorming zijn, en wel met inachtneming van de in die strafprocedure geldende regels. Hieronder valt ook het stelsel van interne openbaarheid waarbij eerst de officier van justitie (onder toezicht van de rechter-commissaris strafzaken) en vervolgens de zittingskamer/rechter verantwoordelijk is voor de samenstelling van de processtukken (aldus ook de AG in zijn conclusie, ECLI:NL:PHR:2020:594, onderdeel 2.37).
In deze zaak gaat het om twee procedures waar dezelfde feiten worden onderzocht (althans dat is de wens) alsook dezelfde rechtsvraag (schending van het verschoningsrecht en zo ja in welke mate en omvang) aan de orde is en betreft het in de kern (nagenoeg) dezelfde partijen/betrokkenen.
thansuitvoeren van de bedoelde pre-processuele verrichtingen zal aldus leiden tot een daadwerkelijke ernstige verstoring van de strafzaak in eerste aanleg en in hoger beroep, hetgeen aldus in beginsel (zie hierna) een gewichtige reden kan opleveren als bedoeld in artikel 843a Rv (HR2021 onderdeel 3.7.6.) dan wel een zwaarwichtig bezwaar opleveren als bedoeld in de vaste rechtspraak betreffende verzoeken om een voorlopig getuigenverhoor en een voorlopig deskundigenonderzoek (zie TB 1 onderdeel 3.5.13. alsook de in noot 9 bij HR 2021 genoemde uitspraak van HR 7 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1433, die overigens ook zag op een verzoek m.b.t. de positie van de vermogensbeheerder die in de strafzaak een verdachte is). Ook de Hoge Raad acht het onbelemmerd doorgang vinden van de strafrechtspraak een zwaarwegend maatschappelijk belang (HR2021 onderdeel 3.7.3., slot).
voorlopigmoet wijken, en slechts ‘
zolang dat zwaarwegende belang dat vergt’.Op grond van de weging zal het echter ook kunnen zijn dat het belang van de Staat moet wijken en dat de verstoring voor lief moet worden genomen.
tijdelijkeblokkade gaat op het punt van waarheidsvinding via de onderhavige procedure die uitsluitend gaat om de belangen van de Advocaten zelf: na afloop van de strafzaak kan alsdan wel naar de verzoeken gekeken worden dan wel – in geval van tussentijdse afwijzing – opnieuw een verzoek kunnen worden gedaan (zie hierna).
voorlopigop een andere wijze beschermen, als hierna te schetsen.
voorlopig wijken? In beginsel zou het hof het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor thans kunnen afwijzen, omdat een nieuw verhoor na afloop van de strafzaak – en met inmiddels de kennis en informatie die daaruit is gebleken – dan wel op een eerder (beredeneerd) geschikt geacht moment door de Advocaten kan worden verzocht. Met een eerder beredeneerd moment bedoelt het hof een moment waarop het feitenonderzoek en de feitenvaststelling in de strafzaak zodanig is uitgekristalliseerd dat de inzet van civielrechtelijke pre-processuele instrumenten geen daadwerkelijke verstoring meer veroorzaakt. Of en wanneer zich een dergelijk moment voordoet is thans niet te voorspellen.
tijdelijkeblokkade aan de orde dient te zijn - ongewenst. Zoals ook in HR2021 onderdeel 3.5.3. is besproken zijn er, nog los van de vraag naar de precieze omstandigheden, al feitelijk diverse zaken fout gegaan rond opslag en bewaren van gegevens, zodat er alle reden is de thans beschikbare kopieën als berustend onder de bewaarder aldaar te laten rusten totdat alsnog het verzoek ex artikel 843a Rv c.a. verder behandeld kan worden.
15.De beslissing
PRO FORMA 1 oktober 2022.