In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 september 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016, waarbij de inspecteur de commissie-opbrengsten van belanghebbende uit netwerkactiviteiten voor het bedrijf [B] als winst uit onderneming heeft aangemerkt. Belanghebbende, die inkomsten genoot uit zijn eenmanszaak en netwerkactiviteiten, stelde dat deze commissie-opbrengsten niet als winst uit onderneming moesten worden gezien, omdat de netwerkactiviteiten geen bron van inkomen vormden. Het hof heeft de feiten en het procesverloop in detail uiteengezet, inclusief de bezwaar- en beroepsprocedures die belanghebbende heeft doorlopen. Het hof oordeelde dat de netwerkactiviteiten van belanghebbende wel degelijk als een bron van inkomen kunnen worden aangemerkt, omdat hij een netwerk van sub-distributeurs heeft opgebouwd en onderhouden, wat heeft geleid tot positieve resultaten. De inspecteur heeft terecht de commissie-opbrengsten als winst uit onderneming in de belastingheffing betrokken. Het hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in cassatie te gaan bij de Hoge Raad.