Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het verloop van de procedure
2.De gronden van het verzoek
3.De beoordeling
getuige van het ongeval.
is ter plaatse niet door de politie gehoord, omdat zij in de ambulance lag en het
ambulancepersoneel met haar wilde vertrekken. [de bromfietser] kan zich niet verenigen met de
inhoud van de ter zake opgemaakte registratieset, met name waar het de exacte
ongevalstoedracht betreft.
[de autobestuurder] heeft onder meer verklaard dat hij stil stond zodat [de bromfietser] over het fietspad haar weg had kunnen vervolgen, dat het hem voorkwam dat [de bromfietser] hard reed, dat zij schrok en viel, dat hij aan de linkerkant van de weg voorgesorteerd stond om de afslag te nemen, dat het fietspad helemaal vrij was en dat [de bromfietser] genoeg ruimte had om door te rijden, en dat zijn auto niet door [de bromfietser] is geraakt.
Getuige [de getuige] heeft onder meer verklaard dat de auto van [de autobestuurder] op het moment dat de auto hem opviel stilstond, dat het fietspad helemaal vrij was, dat de auto geen indraaiende beweging had gemaakt en parallel stond aan de belijning van het fietspad, dat de wielen van de auto zelfs nog recht stonden, dat de auto op het moment van het ongeluk stil stond ter hoogte van de inrit van de zijstraat, dat de brommer van [de bromfietser] na enkele meters slingeren viel en dat direct na het ongeluk het knipperlicht van de auto nog steeds aanstond.
3.2. Bij beschikking van 4 februari 2021 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond het verzoek van [de bromfietser] tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor (als bedoeld onder 3.1.iv) toegewezen met betrekking tot drie getuigen en vervolgens afgewezen voor zover zij daarbij ook beoogd getuige [de polietieagent] wilde doen horen.
[de bromfietser] heeft geen redelijk belang (meer) bij het alsnog horen van [de polietieagent] en dat zou ook een onredelijke belasting opleveren voor [de autobestuurder] en diens assuradeur, althans diens advocaat, waarbij [de autobestuurder] onder meer heeft verwezen naar een uitspraak van dit hof van 2 juli 2020 (ECLI:NL:GHSHE:2020:2016). De verklaring van [de getuige] laat zich perfect inpassen in de weergave van de toedracht zoals opgetekend in de registratieset. Van strijdigheid is geen sprake. Tevens is onduidelijk wat [de polietieagent] aanvullend kan verklaren. Aan een registratieset, dat geen op ambtseed opgesteld proces-verbaal is, komt niet meer bewijskracht toe dan aan de getuigenverklaringen. Indien het verzoek wordt toegestaan dan wenst [de autobestuurder] wederom getuige [de getuige] te horen.
Een registratieset is geen ambtsedig proces-verbaal en ook niet als zodanig bedoeld, zoals ook blijkt uit artikel 1.3. van de Instructie afhandeling verkeersongevallen (2015I003) van het college van procureurs-generaal, als in werking getreden per 1 juni 2015:
wanneer men ter plaatse is geweest. De politie verstrekt de geregistreerde verkeersongevalgegevens met een kenmerkenmelding(PLUS) aan het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Directoraat Generaal Rijkswaterstaat, Dienst Verkeer en Scheepvaart (DVS) en de Stichting Proces-Verbaal (SPV).
het afslaan al”had
“ingezet waardoor hij(….)
midden op de [weg] stilstond in de richting van de [straat] ”en dat sluit naadloos aan bij hetgeen [de getuige] onder ede heeft verklaard.