6.3.1.[geïntimeerde 1] vorderde – na wijziging van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. de verdeling van de nalatenschap van erflater als volgt vast te stellen:
- het op de bankrekening van erflater aanwezige saldo van € 2.008,53 komt toe aan [geïntimeerde 1] en zij wordt krachtens het te wijzen vonnis gemachtigd de gelden van de bankrekening te halen, indien nodig door deblokkering van de bankrekening;
- [appellant] dient een bedrag in te brengen van € 2.691,50 hetgeen betekent dat hij aan zowel [geïntimeerde 1] als [geïntimeerde 2] een bedrag van € 897,17 dient te betalen.
b. [appellant] en [geïntimeerde 2] te veroordelen tot het meewerken aan deze verdeling;
c. een onzijdig persoon te benoemen als bedoeld in artikel 3:181 BW om [appellant] te vertegenwoordigen bij de werkzaamheden die tot verdeling van de nalatenschap moeten leiden voor zover hij daartoe onwillig blijft;
d. te bepalen dat de te benoemen onzijdig persoon zijn of haar kosten ten laste van [appellant] kan brengen;
e. veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
6.3.2.Aan deze vorderingen heeft [geïntimeerde 1] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Partijen slagen er onderling niet om de nalatenschap te verdelen en zij vordert derhalve de vaststelling van de verdeling door de kantonrechter ex artikel 3:185 BW. Volgens [geïntimeerde 1] behoort een bankrekening tot de nalatenschap waarop op 9 juni 2017 een saldo stond van € 2.008,53. Dit saldo komt volledig aan haar toe omdat zij na het overlijden van erflater – uit eigen middelen – verschillende kosten heeft voldaan tot een totaalbedrag van € 2.140,42. Deze kosten bestaan volgens haar uit een schuld aan de gemeente van € 1.463,74, een schuld aan Essent van € 4,69, de gemeentelijke afvalstoffenheffing ad € 64,20 en een huurschuld van € 607,79. [geïntimeerde 1] stelt deze kosten uit eigen middelen te hebben voldaan, omdat [appellant] weigerde medewerking te verlenen aan het betalen van deze schulden uit de nalatenschap. Voorts waren er volgens [geïntimeerde 1] de nodige inboedelgoederen aanwezig in de nalatenschap. Een aantal van deze goederen is door [appellant] ontvreemd en verkocht. Blijkens de advertenties op [website] heeft [appellant] deze goederen te koop aangeboden voor een totaalbedrag van € 2.691,50. [geïntimeerde 1] stelt zich op het standpunt dat alle erfgenamen recht hebben op hun aandeel van deze verkoopopbrengst hetgeen betekent dat [appellant] aan zowel [geïntimeerde 1] als aan [geïntimeerde 2] een bedrag van € 897,17 dient te betalen.
6.3.3.[appellant] vorderde bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. de verdeling vast te stellen conform hetgeen is vermeld onder de punten 13 tot en met 15 van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie;
b. [geïntimeerde 1] te veroordelen tot betaling aan hem van € 1.050,--, vermeerderd met de wettelijke rente;
c. veroordeling van [geïntimeerde 1] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
standpunt [geïntimeerde 2]
6.3.6.In eindvonnis van 28 maart 2018 heeft de kantonrechter (samengevat) onder meer het volgende overwogen:
- tussen partijen staat vast dat het saldo van € 2.008,53 thans nog op de rekening aanwezig is en dat dat verdeeld moet worden;
auto
- de Renault Kangoo is verkocht voor een bedrag van € 1.500,00. Voorts is gebleken dat [geïntimeerde 1] haar deel van € 500,00 reeds heeft ontvangen. [appellant] heeft het aandeel van [geïntimeerde 2] onder zich gehouden. Hij stelt dit pas te willen afgeven nadat [geïntimeerde 2] enkele spullen van hem heeft afgegeven. Nu de af te geven goederen niet behoren tot de nalatenschap staat de afgifte daarvan geheel los van de verdeling van de nalatenschap. [appellant] is dan ook gehouden om het erfdeel van [geïntimeerde 2] in de auto ad € 500,00 aan hem te doen toekomen;
- het verweer van [geïntimeerde 2] dat de auto door hem zou zijn verhuurd aan [geïntimeerde 1] en [appellant] treft geen doel;
inboedel
- er heeft reeds een feitelijke verdeling van de inboedel plaatsgevonden. Daarbij is [geïntimeerde 2] onderbedeeld, zodat er een herverdeling dient plaats te vinden. Nu er geen waardebepaling van de goederen heeft plaatsgevonden zal de kantonrechter bij de verdeling een schatting van de waarde dienen te maken. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn aan [appellant] goederen toebedeeld die een waarde vertegenwoordigen van circa € 1.500,--. De goederen die aan [geïntimeerde 1] zijn toebedeeld vertegenwoordigen een waarde van circa € 500,-- en de waarde van de aan [geïntimeerde 2] toebedeelde goederen € 100,--. De totale waarde van de inboedel bedraagt derhalve € 2.100,-- hetgeen met zich brengt dat aan iedere erfgenaam een bedrag van € 700,-- dient toe te komen. Dit heeft tot gevolg dat [appellant] nog een bedrag van € 600,-- aan [geïntimeerde 2] dient te voldoen en een bedrag van € 200,-- aan [geïntimeerde 1] ;
lening aan [geïntimeerde 1]
- [geïntimeerde 1] heeft erkend dat zij een bedrag van € 3.141,00 van haar vader had geleend. De lening dient als bate aan de nalatenschap te worden toegerekend. [geïntimeerde 1] heeft ter zitting aangevoerd dat haar schuld aan de nalatenschap reeds is verrekend met de overige erfgenamen. Volgens haar had erflater bij overlijden een bedrag van € 7.300,00 aan contant geld in huis. Dit geld is reeds verdeeld over de erfgenamen waarbij haar deel is verdeeld over haar twee broers;
- hoewel door [appellant] wordt erkend dat de lening op deze wijze is afgelost, wordt dit door [geïntimeerde 2] weersproken. Gelet op deze betwisting ligt het op de weg van [geïntimeerde 1] om haar stelling te onderbouwen en zo nodig te bewijzen. Zij heeft hiertoe echter geen concreet bewijsaanbod gedaan. Dat de aan haar verstrekte lening op de door haar gestelde wijze is verrekend, is derhalve niet komen vast te staan;
door [geïntimeerde 1] betaalde schulden van de nalatenschap
- tussen partijen staat vast dat [geïntimeerde 1] een bedrag van € 2.140,42 aan schulden van de nalatenschap uit eigen middelen heeft voldaan. Hierdoor is er een schuld van de nalatenschap ontstaan aan [geïntimeerde 1] ter hoogte van dit bedrag. Niet is komen vast te staan dat de schuld van de nalatenschap aan [geïntimeerde 1] reeds is verrekend. Zowel de lening van de [geïntimeerde 1] als de schuld aan [geïntimeerde 1] staan thans nog open. Nu onduidelijk is hoe de verdeling van het contante geld heeft plaatsgevonden, gaat de kantonrechter er bij de verdeling van de nalatenschap vanuit dat ook dit bedrag thans nog in de nalatenschap aanwezig is. Het is derhalve aan partijen om hetgeen wat zij met betrekking tot dit onderdeel reeds hebben ontvangen, terug te brengen in de nalatenschap zodat dit bedrag in de verdeling kan worden meegenomen;
lening aan [appellant]
- hoewel [geïntimeerde 1] bij dagvaarding heeft gesteld dat ook [appellant] een lening zou hebben afgesloten bij erflater, heeft zij deze stelling na haar wijziging van eis niet langer gehandhaafd. Ter zitting heeft [geïntimeerde 2] aangegeven deze lening wel mee te willen nemen in de verdeling. [appellant] betwist echter dat van deze lening sprake is. Nu [geïntimeerde 2] het bestaan van deze lening niet heeft aangetoond en hiertoe ook geen bewijsaanbod heeft gedaan, is het bestaan van deze lening niet komen vast te staan zodat deze niet worden meegenomen in de verdeling;
in reconventie
opname van € 2.000,-- door [geïntimeerde 1]
- vast staat dat de geldbedragen van in totaal € 2.000,-- nog bij leven van erflater zijn opgenomen en het is niet gebleken dat hij op dat moment niet meer wilsbekwaam was. Het ligt derhalve op de weg van [appellant] om aan te tonen dat [geïntimeerde 1] zonder toestemming van erflater geldbedragen van zijn rekening heeft opgenomen dan wel dat zij deze geldbedragen onrechtmatig onder zich heeft gehouden. [appellant] heeft hiervan echter geen bewijs overgelegd en hij heeft hiertoe ook geen voldoende gespecificeerd bewijsaanbod gedaan, zodat deze vordering van [appellant] wordt afgewezen;
in conventie en in reconventie
- in de nalatenschap is een bedrag van in totaal € 12.449,53 aan baten aanwezig, bestaande uit: een banksaldo van € 2.008,53, een bedrag van € 7.300,-- aan contanten en de schuld van [geïntimeerde 1] aan de nalatenschap van € 3.141,--. Daartegenover staat de volgende last: de schuld aan [geïntimeerde 1] van € 2.140,42.
Naar het oordeel van de kantonrechter dient [geïntimeerde 1] 2/3 deel van haar lening in de nalatenschap in te brengen, derhalve een bedrag van € 2.094,00. Deze schuld kan vervolgens worden verrekend met de schuld van de nalatenschap aan [geïntimeerde 1] van € 2.140,42, waarna er een schuld aan [geïntimeerde 1] resteert van € 46,42. Dit bedrag dient aan [geïntimeerde 1] te worden voldaan uit de nalatenschap. Na aftrek daarvan blijft een te verdelen saldo over van € 9.262,11
(€ 12.449,53 - € 3.141,00 - € 46,42). Van dat bedrag komt iedere erfgenaam in beginsel een erfdeel toe van € 3.087,37 en uit het voorgaande volgt dat [appellant] nog een bedrag van
€ 1.100,00 dient te voldoen aan [geïntimeerde 2] en een bedrag van € 200,00 aan [geïntimeerde 1] .
De kantonrechter heeft vervolgens bepaald dat ieder van de erfgenamen al hetgeen zij reeds hebben ontvangen uit hoofde van het in de nalatenschap aanwezige bedrag in contanten van totaal € 7.300,-- dienen terug te brengen in de nalatenschap. De verdeling van de nalatenschap is door de kantonrechter vervolgens als volgt gelast: aan [geïntimeerde 1] komt toe een bedrag van € 3.333,79, aan [appellant] komt toe een bedrag van € 1.787,37 en aan [geïntimeerde 2] komt toe een bedrag van € 4.187.37. Gelet op de familierechtelijke betrekking tussen partijen zijn de proceskosten gecompenseerd.