Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift, ingekomen ter griffie op 2 oktober 2020;
- het procesdossier van de eerste aanleg, toegezonden aan het hof door [de werknemer] , ingekomen ter griffie op 2 november 2020;
- het verweerschrift van [de werkgever] met producties 17 tot en met 19, ingekomen ter griffie op 4 december 2020;
- het V6-formulier van [de werkgever] met productie 20, ingekomen ter griffie op 9 december 2020;
- het V6-formulier van [de werknemer] met producties 8 en 9, ingekomen ter griffie op
3.De beoordeling
- [de werkgever] alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken in eerste aanleg, althans deze verzoeken alsnog af te wijzen;
- [de werkgever] te veroordelen tot terugbetaling van hetgeen [de werknemer] uit hoofde van de bestreden beschikking aan [de werkgever] heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- de tegenverzoeken van [de werknemer] in eerste aanleg alsnog toe te wijzen;
- [de werkgever] te veroordelen in de proceskosten van beide instanties.
4. In geval van geschillen, voortvloeiend uit deze overeenkomst of uit daarop voortbouwende overeenkomsten, kunnen partijen trachten deze in eerste instantie op te lossen met behulp van mediation (…)
kunnentrachten om middels mediation tot een oplossing te komen.
al dan nietmet behulp van mediation.
“Hoi, kan ik svp een rit van [plaats 2] naar [plaats 1] hebben. Moet rond 23.00u in [plaats 1] zijn. Groet [betrokkene 2] ”
“kan ja €30. adres”
“ [adres] [plaats 2] ”
“ok tot dalijk rond 245
“ik sms als ik er bijna ben ok?”
“Top, je kunt oprijden 2e poort”
“3 min ben ik er”
“ben er”
[de werkgever] heeft het bestaan van [betrokkene 2] en de echtheid van de verklaring betwist.
“kan ja € 30. adres”. Vervolgens worden een ophaaladres en tijdstip afgesproken. Dat duidt niet op “een avondje uit met een vriend” of het afbetalen van een schuld, zoals [de werknemer] stelt, maar op een zakelijke transactie, namelijk het aanbieden van de gevraagde rit tegen betaling van € 30,00.