Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond;
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van belanghebbende voor het jaar 2013. De belanghebbende had een verzoek tot ambtshalve vermindering ingediend, maar de inspecteur van de Belastingdienst had dit verzoek afgewezen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had de beroepen van belanghebbende gegrond verklaard, maar de vraag of belanghebbende recht had op een werkelijke proceskostenvergoeding bleef in geschil. Het hof oordeelde dat er geen aanleiding was om een werkelijke proceskostenvergoeding toe te wijzen aan de belanghebbende. Het hof stelde vast dat de lange procedure rondom de A1-verklaring niet aan de inspecteur kon worden toegerekend. De inspecteur had gehandeld conform de A1-verklaring van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de daaropvolgende besluiten. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.