In deze zaak gaat het om de tijdigheid van de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2012 en 2013, alsook om de aftrekbaarheid van bepaalde kosten. De belanghebbende heeft in hoger beroep gesteld dat de aanslag IB/PVV 2012 niet tijdig is opgelegd. Het Hof oordeelt dat de aanslag IB/PVV 2012 tijdig is opgelegd, omdat belanghebbende uitstel voor het doen van aangifte had aangevraagd en dit uitstel is verleend. De inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2012 vastgesteld op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.175 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.512. De rechtbank had de aanslag IB/PVV 2012 verminderd, maar het Hof bevestigt de tijdigheid van de aanslag en vermindert het belastbare inkomen uit sparen en beleggen tot nihil, omdat belanghebbende en haar partner de onderlinge verdeling hebben gewijzigd. De aanslag IB/PVV 2013 is door het Hof vernietigd, omdat deze buiten de aanslagtermijn is opgelegd. Daarnaast zijn de door belanghebbende geclaimde aftrekposten voor scholingsuitgaven en kosten met betrekking tot de eigen woning niet toegewezen, omdat belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd. Het Hof wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af, maar gelast de inspecteur om het betaalde griffierecht te vergoeden.