ECLI:NL:GHSHE:2020:65
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid bezwaar tegen belastingaanslagen en boetebeschikkingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het bezwaar van belanghebbende tegen verschillende belastingaanslagen en boetebeschikkingen niet-ontvankelijk is verklaard. De aanslagen betroffen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2011 tot en met 2014, alsook inkomensafhankelijke bijdragen Zorgverzekeringswet (ZVW) voor de jaren 2011 en 2012. De Rechtbank oordeelde dat de termijn voor het indienen van het bezwaar was overschreden, omdat de aanslagen naar het juiste woonadres van belanghebbende waren verzonden, en niet naar het adres van de penitentiaire inrichting waar hij gedetineerd was. Belanghebbende stelde dat hij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken vanwege zijn detentie, maar de Rechtbank oordeelde dat hij zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van zijn bezwaar. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat er geen redenen waren om de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar te herzien. Het Hof wees ook het verzoek om vergoeding van griffierecht af en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van het Hof werd gedaan op 9 januari 2020.