ECLI:NL:HR:2009:BI0550
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontvankelijkheid beroep en bewijslastverdeling bij boetezaken
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 22 mei 2008, nr. 06/5552, die het verzet van belanghebbende tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij opgelegde boete ongegrond verklaarde. De navorderingsaanslag was opgelegd voor het jaar 2001 en na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. De Rechtbank had het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. Belanghebbende stelde verzet in, maar de Rechtbank verklaarde dit verzet ongegrond.
In cassatie heeft de Hoge Raad de zaak beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij het beroepschrift tijdig ter post had bezorgd. De Hoge Raad benadrukte dat de niet-ontvankelijkheid alleen kan worden uitgesproken als de onjuistheid van de stellingen van belanghebbende bewezen is. Dit was in dit geval niet gebeurd, waardoor de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond verklaarde.
De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking had op de boetebeschikking en verklaarde het verzet gegrond. De Hoge Raad gelastte dat de Rechtbank het onderzoek in de stand voortzet waarin het zich bevond en dat de Staat het griffierecht van € 107 aan belanghebbende vergoedt. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 322 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is gewezen op 10 april 2009.