ECLI:NL:GHSHE:2020:4102

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 december 2020
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
20/00186
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake leges voor omgevingsvergunning tijdelijke woonunit

In deze zaak heeft belanghebbende een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het (ver)plaatsen van een tijdelijke woonunit. De gemeente heeft leges geheven, waartegen belanghebbende in beroep is gegaan. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 31 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep. Het hof oordeelt dat het verplaatsen van een tijdelijke woonunit onder het begrip 'bouwen' valt volgens artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De heffingsambtenaar heeft de bouwkosten terecht gebaseerd op de ROEB-lijst. Er is geen sprake van een regeling die in strijd is met de wet of enig algemeen rechtsbeginsel. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de legesverordening en de ROEB-lijst in dit geval van toepassing zijn en dat de bouwkosten correct zijn vastgesteld. Belanghebbende had betoogd dat de leges onredelijk waren, maar het hof oordeelt dat de gemeente de vrijheid heeft om heffingsmaatstaven te kiezen, zolang deze niet in strijd zijn met de wet.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 20/00186
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 6 februari 2020, nummer AWB 19/154, in het geding tussen
belanghebbende,
en
het hoofd van de afdeling financiën van de gemeente [gemeente] ,
hierna: de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende de aanslag leges opgelegd.
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.5.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
De zitting heeft zonder partijen plaatsgevonden op 2 oktober 2020 in ’s-Hertogenbosch. Vóór de zitting hebben belanghebbende en de gemachtigde laten weten dat zij niet zullen verschijnen. De griffier heeft dit telefonisch meegedeeld aan de heffingsambtenaar en heeft toegevoegd dat deze - wat het hof betreft - ook niet hoeft te verschijnen.
1.7.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2.Feiten

2.1.
De gemeenteraad van de gemeente [gemeente] heeft op 20 december 2016 de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2017 van de gemeente [gemeente] (hierna: de Legesverordening 2017) vastgesteld. De gemeenteraad heeft op die datum ook de tarieventabel 2017 en de ROEB-lijst [1] voor 2017 vastgesteld. De Legesverordening 2017 is op 1 januari 2017 inwerking getreden.
2.2.
Belanghebbende heeft op 6 september 2017 op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een (tijdelijke) woonunit op het perceel [adres] 4a te [woonplaats] .
2.3.
De heffingsambtenaar heeft voor het in behandeling nemen van die aanvraag de aanslag leges opgelegd tot een bedrag van in totaal € 5.123,69.
2.4.
Het bedrag van de aanslag is samengesteld uit een bedrag leges voor ‘Bouwactiviteiten omgevingsvergunning’ (hierna: bouwleges) van € 2.824,46, vermeerderd met een bedrag aan leges van € 1.412,23 voor ‘legalisatie omgevingsvergunning bouwactiviteiten’ en een bedrag van € 887 in verband met een ‘buitenplanse kleine afwijking’. De aanslag is opgelegd op grond van de tarieventabel 2017 die bij Legesverordening 2017 hoort en de ROEB lijst 2017. De heffingsambtenaar heeft de bouwkosten vastgesteld op € 80.560,76, waarbij is uitgegaan van categorie 1.6. van de ROEB-lijst en 374,04 m3.

3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Zijn de bouwkosten op de juiste wijze vastgesteld?
2. Leidt de wijze van vaststellen van de bouwkosten tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing?
3.2.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en de uitspraak op bezwaar en de aanslag. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4.Gronden

Ten aanzien van het geschil
4.1.
De Legesverordening 2017 luidt, voor zover van belang, als volgt:

Artikel 2 Belastbaar feitOnder de naam van 'leges' worden rechten geheven voor:
a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten,
(…) een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Artikel 3 Belastingplicht
Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst, (…) danwel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.
Artikel 5 Tarieven
1. De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening
behorende tarieventabel,
2. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel
genoemde eenheid, als een volle eenheid aangemerkt.”
4.2.
De Tarieventabel 2017 luidt voor zover van belang, als volgt:

TITEL 2 DIENSTVERLENING VALLEND ONDER FYSIEKE LEEFOMGEVING / OMGEVINGSVERGUNNING
Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen
2.1.1Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:
2.1.1.1 Bouwkosten: de som van de prijzen per eenheid inclusief 21% omzetbelasting zoals die zijn opgenomen in de door de gemeenteraad vastgestelde ROEB-lijst (Regionaal Overleg Eindhoven Bouwtoezicht). De tarieventabel en de ROEB-lijst zijn beide onderdeel van de verordening.
Voor zover deze ROEB-lijst niet voorziet in een passende hoofdcategorie (vetgedrukt in de lijst) wordt uitgegaan van de in de aanvraag opgenomen bouwkosten. Onder bouwkosten worden dan verstaan, de aannemingssom als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012) voor het uit te voeren werk, inclusief 21% omzetbelasting.
2.1.1.2 Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
2.1.2
In deze titel voorkomende begrippen die in de Wabo zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als bij of krachtens de Wabo bedoeld. (…)
2.3.1
Bouwactiviteiten
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief in verhouding tot de vastgestelde bouwkosten, onverminderd het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:
2.3.1.1 a. tot een bedrag van € 100.000,00: 3,506% met een minimum legesbedrag van € 273,65 (…)
Achteraf ingediende aanvraag
2.3.1.3.1 Onverminderd het bepaalde in subonderdeel 2.3.1.1. bedraagt het tarief, indien de in dat subonderdeel bedoelde aanvraag wordt ingediend na aanvang of gereedkomen van de bouwactiviteit: 150% van de op grond van dat onderdeel verschuldigde leges. (…)
2.3.3 Planologisch strijdig gebruik waarbij tevens sprake is van een bouwactiviteitIndien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1 en het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoeld activiteiten: (…) 2.3.3.2 Indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo wordt toegepast:
(…) c. Bij bouwkosten vanaf € 5.001,00: € 887,00 (…).”
4.3
De ROEB-lijst vermeldt de volgende prijzen:
“ 2017 2017
De vermelde prijzen per eenheid zoals vermeld excl. BTW incl. 21%BTW eenheid
(euro) (euro)
1. Woningen(…)
1.5.
Woonwagens (nieuw en verplaatst) 178,00 215,38 per m3
1.6. (
Tijdelijke) woonunit 178,00 215,38 per m3”
Vraag 1 Vaststelling van de bouwkosten
4.4.
Belanghebbende betoogt dat het verplaatsen van een tijdelijke woonunit niet valt onder het begrip bouwen in artikel 1.1, lid 1, Wabo zodat geen sprake kan zijn van bouwkosten. Belanghebbende wijst daarbij op het spraakgebruik ter ondersteuning van zijn standpunt. Verder betoogt belanghebbende dat ten aanzien van de tijdelijke woonunit voor het plaatsen van een meer dan twintig jaar oude tijdelijke woonunit geen juiste categorie in de ROEB-lijst is opgenomen. Belanghebbende baseert dit op de omstandigheid dat categorie 1.5. voor woonwagens expliciet de aanduiding “(nieuw en verplaatst)” kent. De gemeentelijke wetgever heeft volgens belanghebbende niet voor ogen gehad leges te heffen voor tijdelijke woonunits. De bouwkosten kunnen daarom niet worden vastgesteld met behulp van de tarievenlijst 2017. Tot slot betoogt belanghebbende dat deze woonunit al meerdere keren binnen de gemeente [gemeente] met leges is belast omdat hij meermalen is gebruikt.
4.5.
De rechtbank heeft met betrekking tot de vaststelling van de bouwkosten geoordeeld:
“25. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat voor de activiteit ‘bouwen’ aangesloten moet worden bij wat daarover is bepaald in de Wabo. Artikel 2.1.2 van de Tarieventabel 2017 vermeldt uitdrukkelijk dat de begrippen die in Titel 2 van de Legesverordening 2017 worden gebruikt en (mede) de grondslag vormen voor de legesheffing, voor zover hier van belang, dezelfde betekenis hebben als in de Wabo. In artikel 1.1 van de Wabo is bouwen gedefinieerd als het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten. In zoverre kan eisers betoog dan ook niet worden gevolgd.
26. Ook volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat de ROEB-lijst 2017 in dit geval voorziet in een categorie, omdat bij 1.6. van de ROEB-lijst 2017 de (tijdelijke) woonunit als categorie uitdrukkelijk wordt genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank is dus geen sprake van een geval waarin de Tarieventabel 2017 en de ROEB-lijst 2017 niet voorziet. In zoverre bestaat dan ook geen aanleiding om van de in de aanvraag opgenomen bouwkosten uit te gaan.”
Het hof acht deze overwegingen van de rechtbank juist. De omstandigheid dat in dit geval sprake is van een twintig jaar oude woonunit die niet permanent wordt bewoond, leidt niet tot een ander oordeel. Categorie 1.6. voorziet door de aanduiding “(tijdelijk)” in een categorie die ook bestemd is voor tijdelijke bewoning. De aanduiding “(nieuw en verplaatst)” voor woonwagens in categorie 1.5. heeft geen invloed op de vraag of deze woonunits onder categorie 1.6. vallen of niet. Ook de omstandigheid dat voor dezelfde woonunit, zoals belanghebbende stelt en de heffingsambtenaar niet heeft bestreden, kennelijk meerdere keren een omgevingsvergunning is aangevraagd en leges is geheven, maakt dit niet anders. Iedere keer dat een aanvraag in behandeling wordt genomen, is sprake van het belastbare feit van artikel 2 Legesverordening 2017 en is de aanvrager leges verschuldigd.
4.6.
Vraag I moet bevestigend worden beantwoord.
Vraag II Onredelijke en willekeurige belastingheffing
4.7.
De wetgever heeft aan gemeenten de bevoegdheid gegeven om, met uitzondering van het verbod op het hanteren van draagkracht als verdelingsmaatstaf en met inachtneming van de in de wet opgenomen beperkingen, zelf de in de belastingverordeningen op te nemen heffingsmaatstaven te kiezen voor de gemeentelijke belastingen en rechten. Het staat de gemeenten in beginsel vrij die heffingsmaatstaven op te nemen die zich het beste verstaan met het gemeentelijke beleid en de plaatselijke praktijk van de belastingheffing. Voor de heffing van leges mogen de gemeenten daarom het tarief afhankelijk maken van de bouwsom, maar ook een andere wijze van bepaling van het tarief is toegestaan. Voor onverbindendverklaring is slechts plaats indien een regeling is getroffen die in strijd is met de wet of enig algemeen rechtsbeginsel. [2]
4.8.
Gelet hierop stond het de gemeente vrij om de bouwsom te baseren op de ROEB-lijst 2017 en het tarief van de leges op de tarievenlijst 2017. De omstandigheid dat de werkelijke kosten voor belanghebbende veel lager liggen dan het op basis van de Legesverordening vastgesteld bedrag aan bouwkosten, maakt dit oordeel niet anders. In dit geval zijn bovendien de werkelijke bouwkosten van de woonunit niet bekend, aangezien belanghebbende uitgaat van de overdrachtsprijs van € 14.000 en niet van de bouwkosten.
4.9.
Tot slot brengt ook de kennelijke omstandigheid dat de gemeente [gemeente] , zoals partijen eensluidend verklaren, in latere jaren heeft besloten om niet te heffen bij een aanvraag voor het plaatsen van een tijdelijke woonunit, het hof niet tot een ander oordeel. In geschil is namelijk de legesaanslag die is opgelegd naar aanleiding van een aanvraag die in 2017 is gedaan waarbij de Legesverordening van 2017 van kracht was.
4.10.
Vraag II moet ontkennend worden beantwoord.
Slotsom
4.11.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.
Ten aanzien van het griffierecht
4.12.
Het hof ziet geen aanleiding om het griffierecht te laten vergoeden.
Ten aanzien van de proceskosten
4.13.
Het hof acht geen reden aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Awb.

5.Beslissing

Het hof:
  • verklaart het hoger beroep ongegrond, en
  • bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Aldus gedaan door J.M. van der Vegt, voorzitter, P.C. van der Vegt en F. Sonneveldt, in tegenwoordigheid van K.M.J. van der Vorst, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 december 2020 en afschriften van de uitspraak zijn op 12 januari 2021
aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
(Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Een lijst voor de berekening van de bouwkosten van het Regionaal Overleg Eindhoven Bouwtoezicht met verschillende categorieën bouwwerken met een vast bedrag per m2 of m3.
2.HR 30 juni 2017, nr. 16/05127, ECLI:NL:HR:2017:1174 en HR 14 augustus 2009, nr. 43120, ECLI:NL:HR:2009:BI1943.