In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de inkomsten van belanghebbende uit kitesurfactiviteiten en modellenwerk als winst uit onderneming kunnen worden aangemerkt. Belanghebbende, een professioneel kitesurfer, had zijn inkomsten uit deze activiteiten aangegeven als winst uit onderneming en had daarbij zelfstandigen- en startersaftrek geclaimd. Het hof oordeelde dat, hoewel de kitesurfactiviteiten en het modellenwerk als samenhangende activiteiten konden worden beschouwd, belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij voldeed aan de vereisten van ondernemerschap. Het hof concludeerde dat er onvoldoende zelfstandigheid en ondernemersrisico was om te spreken van een onderneming. De inspecteur had de inkomsten aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden, en het hof bevestigde deze beslissing. Het gelijkheidsbeginsel werd niet geschonden, aangezien belanghebbende niet had aangetoond dat hij in een gelijke positie verkeerde als andere belastingplichtigen die wel als ondernemer waren aangemerkt. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.