Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geintimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[Participaties] Participaties B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
1.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 27 september 2016;
- de akte uitlating van 25 oktober 2016 van de Stichting na tussenarrest, tevens akte overlegging producties, tevens verzoek ex artikel 200 Rv met producties, genummerd 105 en 106;
- de antwoordakte van [geintimeerden c.s.] van 22 november 2016, tevens voorwaardelijk verzoek ex artikel 200 Rv met producties, genummerd 79 tot en met 93;
- ambtshalve royement in verband met het tussentijds ingestelde cassatieberoep;
- het arrest van de Hoge Raad van 22 december 2017;
- akte opbrenging zaak na arrest Hoge Raad van de Stichting van 6 november 2018 met producties, genummerd 1 en 2;
- de antwoordakte na cassatie en verwijzing van [geintimeerden c.s.] van 11 december 2018 met producties, genummerd 94 tot en met 97;
- de akte houdende reactie op producties 94-97 van de Stichting van 5 februari 2019.
2.De verdere beoordeling
3.De uitspraak
(b) daarbij door de schuldenaren steeds is toegezegd dat een en ander nagekomen en goedgemaakt zou worden, maar eerst zodra de moeilijke kwesties met het OM en de FIOD en met de claims van de beleggers opgelost waren;
(c) daarbij in het kader van diezelfde moeilijke kwesties ook nog eens is afgesproken tussen partijen dat zij, in afwachting van de afwikkeling van die kwesties, onderling geen voor de buitenwereld nieuwe beschuldigingen zouden uiten of procedures zouden starten;