Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een WOZ-beschikking. De heffingsambtenaar had een WOZ-beschikking afgegeven op naam van 'de erven', waarna een van de erven bezwaar maakte. De heffingsambtenaar eiste een machtiging van alle erfgenamen en een verklaring van erfrecht, en verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk toen deze niet werden verstrekt. Zowel de Rechtbank als het Hof oordeelden dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Het Hof benadrukte dat wanneer een WOZ-beschikking op naam van 'de erven' is gesteld, elke erfgenaam afzonderlijk als belanghebbende kan optreden, maar dat een individuele erfgenaam een volmacht van alle erfgenamen moet hebben om namens hen bezwaar te maken. In dit geval was de overgelegde volmacht slechts ondertekend door de echtgenote van de erflater, wat niet voldeed aan de vereisten. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Tevens werd er geen aanleiding gezien om het griffierecht te vergoeden of om proceskosten te vergoeden.