ECLI:NL:HR:2018:1706

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 september 2018
Publicatiedatum
20 september 2018
Zaaknummer
17/02407
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake erfgenamen en belastingaanslag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 september 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep met nummer 17/02407. Het beroep in cassatie was ingesteld namens de erfgenamen van [A], die gewoond hebben te [Z]. De zaak betreft een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 7 april 2017, waarin een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen aan de orde was.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie onderzocht. De griffier van de Hoge Raad had op 28 mei 2018 een verzoek gedaan aan de indiener van het beroepschrift om binnen vier weken een verklaring van erfrecht en een door alle erfgenamen getekende volmacht over te leggen. De indiener heeft echter niet aan dit verzoek voldaan, waardoor de Hoge Raad niet kon vaststellen dat het beroep in cassatie bevoegdelijk was ingesteld.

Om deze reden heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de raadsheren van de Hoge Raad, met J. Wortel als voorzitter.

Uitspraak

21 september 2018
Nr. 17/02407
Arrest
gewezen op het door
[X]te
[Z]ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 7 april 2017, nr. SGR 16/1325 V, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens de erfgenamen van [A], gewoond hebbende te [Z].
Bij aangetekende brief van 28 mei 2018 heeft de griffier van de Hoge Raad de indiener van het beroepschrift verzocht binnen vier weken na de dagtekening van deze brief een verklaring van erfrecht en een door alle erfgenamen getekende en aan hem verstrekte volmacht over te leggen. De indiener van het beroepschrift is evenwel in gebreke gebleven aan dat verzoek te voldoen. Daarom kan de Hoge Raad niet vaststellen dat het beroep in cassatie bevoegdelijk is ingesteld, en zal de Hoge Raad om die reden het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2018.