In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van de overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, waarbij hij professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik binnen het grondgebied van Nederland had gebracht en voorhanden had. Het hof heeft de interpretatie van artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit beoordeeld, waarbij het hof oordeelde dat de verdachte niet kon worden ontslagen van rechtsvervolging op basis van het verweer dat het derde lid van dit artikel een logische specialis zou zijn ten opzichte van het eerste lid. Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging niet voldeed aan de eisen van het derde lid, maar dat dit niet betekende dat de verdachte niet vervolgd kon worden op basis van het eerste lid. Het hof heeft de strafmaat bepaald op een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 120 uren, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn van artikel 6 EVRM. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en het Vuurwerkbesluit.